Op weg naar de Yezidi

De weg van de distributieauto naar de Yezidi is tegenwoordig lang. Abudoreit, de man die het transport onder zijn hoede heeft, en die eigenlijk altijd alles onder zijn hoede heeft, ook de bisschop, wil het daarom combineren met familiebezoek. Ik moet mee in zijn auto en kan wel even logeren bij de zusters dominicanessen in Ankawa vindt de bisschop. Zoals ik al ervaren heb, met het Iraakse hoofd achter het stuur, zijn collega naast hem, ik verstopt op de achterbank, bijna onder de bank, gaat het zonder problemen. Niemand wil mijn pas zien. Heb ik daarvoor viermaal een reis gemaakt naar Den Haag om dat stempel te verwerven!

Om 16.00 uur sta ik aan de poort bij de zusters dominicanessen in Ankawa/Erbil. Voor hen een overval, niemand heeft ze gewaarschuwd. Ik ben hier principieel zonder telefoon, afspraken maken is lastig in vreemde talen, en zo vaak hebben anderen plotseling programma voor me, dat ik niets meer zelf wens te regelen. De enkele keer dat ik die afspraak met mezelf vergeet gaat het doorgaans mis.

Eindelijk leven ze hier in dit convent weer met 16 zusters, ongeveer waarvoor het huis was gebouwd. In 2014 waren ze ineens met 60 zusters, allemaal hierheen gevlucht. In de schok van die tijd stierven er binnen zes weken ik vijf zusters. Ik maakte de zesde mee, kort erna nog een zevende… Al zag ik in die decembermaand 2014 de geest van ISIS als het ware wegtrekken uit hun zielen, meer rust in de gemeenschap komen, er was altijd een bepaalde spanning van een te grote groep in een te kleine ruimte; en iedereen lopen rennen om de mensen buiten te helpen. Er is nu een diepe rust weergekeerd, maar ook de onzekerheid is er nog wel. En er is een soort moeheid, de moeheid van een beginnende herstelperiode. Dat althans hopen we.

Niet dat alles voorbij is, integendeel. Hier leven de zusters die uit al die dorpen en stadjes komen rondom Mosul, en dus dicht bij die geschiedenis leven. Zuster Nibras vindt dat ik zou moeten gaan kijken in Telesquf, Bakofa, Batnaya, Telkef. Zeer verwoest. En dat is een nieuw oorlogsverhaal. In oktober heeft het Iraakse leger inderdaad geen schot gelost, aldus Nibras, maar in deze regio, noordelijk van Mosul, hebben de Peshmerga wél geschoten. En ze hebben zich ingegraven, daartoe over een brede linie een diepe loopgraaf gemaakt zodat het Iraaks leger niet verder kon. Daarmee hebben de Peshmerga een deel van de Nineve-vlakte, wat Irak is, bezet. Twee dorpjes helemaal vernield, de mensen kunnen niet terug, leven nu weer in Telesquf als ontheemden. Hier is een gebiedje door Peshmerga bezet die het niet zomaar willen loslaten. Net zoals in Oost Mosul nog ISIS huizen, daarom is de stad te gevaarlijk. Zo klinkt het verhaal vanuit degenen die hun huis kwijt zijn. Politiek gesproken is de aanwezigheid van de Peshmerga wel een andere; ze hielpen ISIS bestrijden, werden zelfs voor dat werk in het niet-Koerdische gebied door Bagdad betaald. Maar goed, dat was allemaal vóór het Referendum. Sindsdien is veel anders geworden, het meeste weet ik nog niet, dat lijkt wel helder.

De zusters dominicanessen hadden in Mosul hun grootste convent, dat is nu geheel weg door bombardementen. Ze zijn vooralsnog niet van plan terug te keren, ze concentreren zich op Caracosh. Mosul hadden ze vanaf 2006 in drie stappen moeten verlaten: eerst de jongeren, toen de ouderen, toen tenslotte allen; dat ging toch om ruim 40 zusters die invoegden in Caracosh. In 2014 waren ze een heel groot convent aan het bouwen, tevens als kloosterbejaardenoord. Dat moest ineens worden achtergelaten toen ISIS kwam. Die bouw zetten ze niet door, is geen geld voor. Aan het andere, door ISIS verwoeste klooster wordt hard gewerkt. Een bezoek aan de stad maakt zichtbaar hoeveel deze zusters verloren. In Caracosh staan wel meer huizen in aanbouw uit 2014. Waar niemand meer aan werkt.

Vrijdagmorgen vroeg gaan we op pad naar Bashiqa. Het werd de rit van elke 10 minuten een militaire controlepost passeren. Het constante recept: Abudorait maakt een grapje, in de buurt gekomen van Bashiqa geeft hij zelfs bij twee posten een pakje zelfgebakken koekjes af.

Bij een Syrisch katholieke kerk stoppen we, op het grasveld staan al enkele honderden studenten te wachten. Het zullen er in de loop van de ochtend 650 worden. Denk ik. Later hoor ik dat er een kleine duizend zijn gepasseerd, ruim 300 meer dan verwacht. De distributie van voedsel voor de diverse groepen is daar niet geheel op berekend. En de distributie van reisgeld voor de universiteit al helemaal niet. Met dank aan een zeer precies registratiesysteem, al maanden werken op deze wijze van maandelijkse distributie, zeker 15 mensen die zorgen dat het geheel zeer geregeld verloopt, komt het toch goed. Niet dat iedereen geld kreeg, dat zat er niet in. Zakje rijst kun je delen met meer mensen. Om 17.00 uur is het laatste reisgeld weggegeven, vellen vol met namen en vingerafdruk – iedereen had studentenpas en bewijs van deelname op de universiteit moeten tonen – en word ik naar een huis gebracht met 16 Yezidi vrouwen die er studeren. De enige die genoeg Engels spreekt om me echt een beetje te informeren, vertelt dat haar man in Dohuk werkt, hun dochtertje van twee jaar bij zijn moeder is, en zij haar dochtertje al twee maanden niet heeft gezien. Jawel, via de telefoon, dat wel. Nog even twee maanden vol houden, dan is het vakantie. Ze moet nog een jaar.

Het huis is niet kapot, het heeft zelfs deuren. Dat is al heel mooi in Bashiqa. Veel deuren zijn door ISIS gesloopt (zelfde recept als Caracosh waar ik in augustus de ellende mocht aanschouwen). In Bashiqa ligt veel meer gewoon helemaal plat, hier schoot Turkije handgranaten af op ISIS en dan hebben de huizen het ook gehad. Veel huiseigenaren, groot deel Yezidi, hebben (nog) geen geld om aan wederopbouw te beginnen. De studenten mogen er zolang in groepen leven, van hieruit is in ieder geval de universiteit van Mosul bereikbaar.

Bisschop Mirkis had al helemaal geregeld in augustus 2017 dat de Yezidi aan de universiteit van Kirkuk zouden mogen verder studeren. Hij vond dat ze nog niet terug konden worden gestuurd. Maar de president van de universiteit Mosul eiste hun terugkeer, anders zouden ze een of meer jaren verliezen. De bisschop besloot wel hen niet aan hun lot over te laten, dus hij laat nu maandelijks eten brengen, en betaalt hun reisgeld naar de universiteit. Meer zit er niet in. In Kirkuk heeft hij op 2 na alle andere huizen afgestoten, en Abudoreit heeft de mensen gevonden die de hele inboedel wel wilden kopen. Eigenaren vergoedden deels de spijkervaste investeringen.

In dit huis in Bashiqa zitten de vrouwen kosteloos, er is één huis waar huur wordt betaald, door studenten die dat kunnen. Twee verdiepingen en binnenplaats en natuurlijk dakterras. Alles ongeverfd beton. Eén Frans toilet, twee voetstappen plus gat in de grond. Eén douche, nu ja, douche…. en eén wasbak voor tanden poetsen. (in brokken hoor ik, dat Mirkis’ zijn mensen de Yezidi naar Caracosh had willen verhuizen, maar de Syrisch Katholieke bisschop van Mosul heeft dat verboden. Géén Yezidi in Caracosh!)

De keuken heeft een aanrechtje met water en butagasvlam, heeft ook een soort metalen tafelmontuur, gammel, maar het draagt alles dat erop staat. Nergens in huis een tafel, kast of stoel. In de slaapkamers liggen 3 of 4 schuimrubbers van 2 cm op de grond, een enkel kussen. Per kamer een haak in de wand, of een staande kapstok, verder de bagage in een koffer.

Als ik kom zit iemand op zo’n matras op de binnenplaats, ik mag daar bij zitten. Op het dakterras lopen studentes te leren (stampen zeg maar), ergens in een hoekje zit er een diep in haar aantekeningen gekeerd.

We eten op de grond, tafelzeil. Dat is hier overigens nog een wijd verbreide gewoonte, zoals ook eten met de handen (met brood pak je wat je verder nog wilt) en samen je bedienen uit dezelfde schaal. In El Salvador werd ik ooit uitgelachen toen ik met een vork kwam aansjouwen…)
De stemming is goed, met vertaalprogramma’s op de telefoons komen we een stief eindje verder in de algemene informatie. Ja, ja, dat Arabisch van mij… ik blijf maar beter in veilige handen.

Die nacht slaap ik in een kamer met drie personen, parterre. In de vroeg ochtend hebben de meesten al ontbeten als ik wakker wordt: in de keuken: thee en brood. Oud brood. Hééél oud brood. Erger ik me wel eens aan het gemak waarmee resten brood weggaan, hier schokt me dat ook zo oud brood nog gegeten wordt. Ze halen voor mij dan speciaal yoghurt, maar die laat ik aan hen. En ik geef de coördinator zichtbaar voor allen toch maar geld als ik vertrek. Het was aangenaam vertoeven, met meer Arabisch wil ik nog eens terugkeren. Samen op de grond zitten verbindt meer dan aan weerszijden van een tafel. We hebben zelfs samen gedanst, op een telefoontje met muziek.

En dit zijn dan de 650 (of duizend?) studenten die bisschop Mirkis kan bereiken. In Sinjar zitten er 244 vast, die vandaar niet naar Mosul kunnen heen en weer reizen. Die wil hij per sé voor het komende studiejaar naar Bashiqa halen, zodat ze niet nog een jaar verliezen. Zoals hij de komende twee maanden dit hier nog gaat betalen al heeft hij het geld niet, omdat anders deze studenten ondanks de inspanningen ook een jaar gaan verliezen.

Mirkis: „Ik zal per sé de Yezidi helpen, minstens die 244. De christenen krijgen hulp genoeg, die hebben mij niet nodig.”