Interview met Henny van der Weiden

 

In het kader van het 85-jarig jubileum van de Pauluskerk heeft Werend Griffioen een aantal mensen die nauw betrokken zijn/waren bij de Pauluskerk geïnterviewd.
Als opmaat naar de jubileumweek vind u hier elke week een nieuw interview.

 

Deze week: Henny van der Weiden (1928)

 

Met haar 90 jaar is zij een van de oudste Paulusparochianen. Het Rijke Roomse Leven heeft ze nog volop meegemaakt. ‘Dat was een mooie tijd. Op feestdagen ging de wit-gele vlag uit, door de wijk trokken processies, de meisjes natuurlijk als bruidje verkleed.’ Haar man, Theo, had leidinggevende functies in de zuivelbranche en na omzwervingen in Rotterdam, Wormerveer en Waalwijk kwam het gezin uiteindelijk weer terug in Utrecht, waar hij bedrijfsleider werd van de Utrechtse Melkcentrale UMC.

Het echtpaar kreeg vijf kinderen, een ervan, Paul, overleed op jonge leeftijd bij een verkeersongeluk. Na zijn loopbaan bij de UMC werd Theo van der Weiden koster in de Paulus.
Toen hij 75 werd vond hij het welletjes en bedankte bij het bestuur. Het jaar daarop, eind 2001, reed een auto hem aan wat hem vijf weken intensive care in het ziekenhuis opleverde. Maar hij krabbelde gelukkig weer op. Henny en hij hebben daarna nog vijf ‘mooie’ jaren samen gehad met verre reizen.
Wat betreft kerk kijkt Henny met verlangen terug naar de tijd dat de kerkgang voor elke katholiek een vanzelfsprekendheid was. Net zo vanzelfsprekend was de eenheid tussen kerk, school en gezin. ‘Er was sprake van een heel vaste gemeenschap. Je kende elkaar min of meer. Als je hoorde dat iemand zorgen had, dan vroeg je ernaar. Niet uit bemoeizucht, maar omdat aandacht voor elkaar het leven wat lichter maakt’. Maar ze zou zeker niet alles uit die tijd willen terugzien. ‘Mijnheer pastoor stond op een voetstuk. Die onderdanigheid is gelukkig weg. En ook de biecht waarvoor je zeker als kind een paar pekelzonden bedacht bestaat niet meer in die vorm.

De tegenwoordige snelle leegloop van de kerk benauwt haar. ‘Hier in de Paulus hebben we een golfje doopjes gehad, een handjevol communicantjes en een enkele trouwerij, allemaal met dank aan de oudere leden van het Paulusjongerenkoor, maar nu is het zo ongeveer op. En in het algemeen natuurlijk, mensen zijn minder kerkelijk geworden. Velen hebben goed gestudeerd en zoeken zelf uit wat het beste is, daarvoor hebben ze de kerk niet nodig. Ook Henny’s kinderen komen zelden nog in de kerk. ‘In het begin deed me dat pijn, maar alles went. En ook zonder kerk kun je een goed mens zijn.’

Henny heeft in haar lange leven de kerk ervaren als iets heel waardevols.
Anderen kijken daar anders tegenaan met als gevolg dat de kerkgemeenschap steeds kleiner wordt en gebouwen hun functie als kerk kwijtraken.
Een tegenwoordig veel gehoord alternatief voor de krimpende klassieke kerk wordt gevormd door de zogenaamde ‘huiskerk’. In een woonhuis komen 10 tot 20 gelovigen bij elkaar om te bidden. Henny heeft zo haar twijfels of dit iets is wat bij haar past. ‘Ik wil het besef hebben dat ik deel uitmaak van een groter geheel. De ruimtelijkheid van een kerkgebouw helpt me daar beter bij dan een huiskamer, al zal zoiets voor anderen wél voldoen. God? Genietend van de natuur of in een mooi gesprek met iemand ontmoet ik Hem, wie en waar Hij ook mag zijn. Ik vind ‘geloven’ een moeilijke zaak en toch zeg ik “zonder geloof zou ik het niet gered hebben”. Een beter woord voor geloof is misschien vertrouwen. Ik vertrouw dat als mijn tijd gekomen is de deur openzwaait en dat ik mijn zoon en mijn man zal zien. Misschien moet ik bescheiden zeggen: mijn hoop en vertrouwen zijn groter dan mijn geloof.’