Vastenbrief kardinaal Eijk

‘De ongemakkelijke Waarheid’

Brief voor de Veertigdagentijd 2019

Willem Jacobus kardinaal Eijk, aartsbisschop van Utrecht

Broeders en zusters in Christus Jezus onze Heer,

De Veertigdagentijd die vandaag met Aswoensdag is begonnen, is een tijd van vasten en verstilling. Door in deze periode op allerlei terreinen minder te consumeren en door het lawaai des levens te vermijden, ontstaat er ruimte. Daarmee is de Veertigdagentijd wel te vergelijken met een vakantie. Het woord ‘vakantie’ is immers verwant aan het Latijnse vacare (vrij zijn) en dat wordt in de christelijke traditie veelal verbonden met God: vacare Deo, vrij zijn voor God. De vakantie dus als vrije ruimte, waarin we ons openstellen en innerlijk vrij maken voor de ontmoeting met God. En dat nu is precies waarvoor de Veertigdagentijd dient.

Als ‘sterke tijd’ biedt de Veertigdagentijd in de aanloop naar het hoogfeest van Pasen diverse mogelijkheden om te werken aan onze band met Christus: via vasten, bidden en het geven van aalmoezen. Dat is belangrijk, want onze band met Christus staat tegenwoordig onder grote druk. Zo kent onze hectische samenleving een schier eindeloze stroom afleidingen, vooral door de sociale media, waardoor we vaak bezig zijn met gebeurtenissen buiten ons en aan ons innerlijk leven te weinig toekomen. Daarnaast is het geloof steeds minder aanwezig in het publieke domein. Toch blijft Christus ook in deze moeilijke omstandigheden steeds een beroep op ons doen. Hij laat ons niet met rust. Christus is de ongemakkelijke Waarheid, die onze zogenaamde zekerheden bevraagt. Hij daagt ons voortdurend uit om niet de puur menselijke maat te hanteren, maar Zijn voorbeeld na te volgen. Hij zegt over Zichzelf: “Ik ben de weg, de waarheid en het leven. Niemand komt tot de Vader tenzij door Mij” (Joh. 14,6). In de Evangelies komen we herhaaldelijk passages tegen waarin Christus de lat anders en vaak hoger legt dan men tot dan toe gewend was. Maar Hij geeft ook de kracht om in Zijn voetsporen te treden. Sterker nog: Hij is die kracht in eigen Persoon. Daarom moeten we onszelf opzij durven zetten waardoor Jezus in ons een steeds grotere ruimte en vrijheid kan vinden om in ons innerlijk aanwezig en werkzaam te zijn. Dat bedoelt Johannes de Doper als hij zegt: “Hij moet groter worden maar ik kleiner” (Joh. 3,30). Of zoals Paulus het zegt in zijn Brief aan de Galaten: “Ikzelf leef niet meer, Christus is het die leeft in mij” (Gal. 2,20). Dat is in deze individualistische tijd, waarin maar al te vaak de eigen persoonlijkheid wordt gevierd en bewierookt, een atypische en niet altijd even welkome boodschap.

Om Christus na te volgen is het wel nodig innerlijk een levende relatie met Hem te onderhouden. Daartoe is naast het vieren van de Eucharistie, waardoor we Hem onder de gedaanten van brood en wijn in ons innerlijk ontmoeten en ontvangen, het gebed in de “binnenkamer” (Mat. 6,6; het Evangelie van Aswoensdag) van levensbelang. De binnenkamer is een beeld van ons innerlijk leven. Juist de verstilde Veertigdagentijd

kan ons helpen de rijkdom van het gebedsleven te (her)ontdekken. Dat vraagt inspanning en geduld. Wie bidt, komt er namelijk al snel achter dat God geen automatiek is. De oplossingen voor je problemen en de antwoorden op je vragen liggen niet voorverwarmd achter glazen deurtjes die opengaan na een gebed. Het is geen ‘eten uit de muur’. Een gebedsleven is méér dan de Heer om hulp vragen, al zijn zulke gebeden zeker belangrijk. Paus Franciscus zegt over het gebed: “Het is op de eerste plaats dialoog, een persoonlijke relatie met God. De mens is geschapen als een wezen in persoonlijke verhouding tot God die zijn volledige verwerkelijking slechts vindt in de ontmoeting met zijn Schepper. De weg van het leven loopt naar de definitieve ontmoeting met de Heer” (Algemene audiëntie 15 november 2017).

Christus zou je tijdlijn moeten zijn, met Hem zou je voortdurend biddend in contact moeten staan. Hem zou je steeds statusupdates moeten sturen – innerlijke berichten over wat je bezighoudt. En anders dan bij sociale media hoef je je niet beter en succesvoller voor te doen dan je bent. Naast je hoogtepunten die je in dankbaarheid met Hem kunt delen, kun je bij Hem óók terecht met je dieptepunten. Met Hem kun je je hele leven delen. En je kunt Zijn leven overwegen in het bidden van de rozenkrans. Maar ook stil zijn is gebed – comfortabele stilte zoals die tussen goede vrienden bestaat. Paus Franciscus zegt daarover tijdens diezelfde audiëntie: “Bidden is, zoals elke ware dialoog, ook altijd: stil kunnen zijn – dialogen kennen momenten van stilte – in stilte bij Jezus zijn. … De Evangelies tonen ons Jezus die zich op afgelegen plaatsen terugtrekt om te bidden. Wanneer de leerlingen die innige verhouding van Jezus met de Vader zien, voelen ze het verlangen om daaraan deel te kunnen hebben en vragen Hem: ‘Heer, leer ons bidden’ (Luc. 11,1).”

Het antwoord van Christus op die vraag is het gebed dat Hij in het Evangelie aan Zijn leerlingen en dus ook aan ons gegeven heeft en dat we nog altijd bidden: het Onze Vader – niet voor niets het Gebed des Heren genoemd. Ook Christus ging in dialoog met Zijn Vader, daarbij steeds op zoek naar het antwoord op de vraag hoe Hij zich kon laten leiden door de wil van Zijn Vader. En Hij bleef bidden tot het einde toe: op eenzame plaatsen, waar Hij de stilte zocht die voor het innerlijk gebed nodig is, in de Hof van Olijven en tijdens Zijn laatste uren aan het Kruis.

Paus Benedictus XVI hield in 2011-2012 een reeks catecheses over het gebed. In één van deze catecheses (30 november 2011) vroeg hij zich af: “Als we Jezus’ gebed van nabij bekijken, moet in ons een vraag opkomen: en ik, hoe bid ik? Hoe bidden wij? Hoeveel tijd besteed ik aan mijn relatie met God?” De paus wees vervolgens op het belang van het biddend lezen van de Heilige Schrift, de lectio divina. “Luisteren, mediteren, de stilte bewaren tegenover de Heer die spreekt, is een kunst die men leert door ze standvastig te beoefenen.”

En ook dan kan iemand periodes doormaken waarin het gebed vruchteloos schijnt. De woorden klinken dor en lijken niemand te bereiken. Zelfs de heilige Moeder Teresa worstelde jarenlang hiermee. Op de vraag “Waar vond moeder Teresa de kracht en het doorzettingsvermogen om zichzelf volkomen te wijden aan het dienen van anderen?,” antwoordde paus Johannes Paulus II in een toespraak op 20 oktober 2003 tot de pelgrims die voor haar zaligverklaring naar Rome waren gekomen: “Zij vond het in gebed en in de stille beschouwing van Jezus Christus, zijn Heilig Hart.” De postulator, degene die verantwoordelijk was voor haar zaligverklaringsproces, deelde mee dat moeder Teresa gedurende een periode van vijftig jaar gebukt ging onder geloofstwijfels en in haar innerlijk leegheid en duisternis ondervond. Moeder Teresa’s ervaringen leren ons dat het bij het stil innerlijk gebed niet primair om mooie en aangename gevoelens gaat. Als die ontbreken – en dat kan soms gedurende lange tijd het geval zijn – kunnen we wel degelijk een vruchtbaar innerlijk gebedsleven hebben. Geduld en volharding zijn in zulke periodes cruciaal. Door middel van meerdere parabels leert Jezus ons dat we volhardend moeten zijn in het gebed. Als mensen, ondanks al hun feilen, vrienden wegens hun aandringen toch geven wat ze vragen of als ouders verzoeken van hun kinderen inwilligen, “hoeveel te meer zal dan uw Vader in de Hemel de heilige Geest geven aan wie Hem erom vragen” (Luc. 11,13).

De Veertigdagentijd is bij uitstek geschikt om ons ‘voor God vrij te maken’, elke dag de binnenkamer van ons innerlijk leven te zoeken om ons gebedsleven (weer) vrucht te laten dragen tot ver na de Vastentijd. In voor- en tegenspoed, zoals ook paus Benedictus XVI in zijn catechesereeks benadrukte: “Ons bestaan en onze levensweg worden, dat weten we allemaal, dikwijls getekend door moeilijkheden, onbegrip en lijden. In de trouwe relatie met de Heer, in het voortdurende, dagelijkse gebed kunnen ook wij de vertroosting die van God komt, concreet ervaren. Dat versterkt ons geloof omdat ons dit Gods ‘ja’ aan de mens concreet laat ervaren, aan ons, aan mij, in Christus; dat laat ons de trouw van Zijn liefde voelen die gaat tot de gave van Zijn Zoon op het kruis.”

Ik wens u van harte een gezegende Veertigdagentijd toe, waarin u hopelijk de blijvende kracht van het dagelijkse gebed in de stilte van uw binnenkamer mag ervaren.

In gebed verbonden,

+ Willem Jacobus kardinaal Eijk,

Aartsbisschop van Utrecht

Utrecht, Aswoensdag 6 maart 2019