Een nieuwe start vanaf de Advent

Op zondag 1 december begint de Advent, de voorbereidingstijd op Kerstmis. Vier weken lang steken we elke zondag een extra kaarsje op de adventskrans aan, totdat op zondag 22 december alle kaarsen branden en we twee dagen later Kerstmis kunnen vieren.

Met het begin van de Advent begint in de Kerk ook een nieuw Kerkelijk jaar. We beginnen dan weer aan een nieuwe cyclus van de grote verhalen uit het leven van Jezus: zijn geboorte, zijn doop in de Jordaan, het optrekken met zijn leerlingen, zijn vervolging en kruisiging, de Verrijzenis met Pasen en zijn hemelvaart en de komst van de Heilige Geest met Pinksteren. Dit zijn de drie zogeheten ‘sterke tijden’ van het kerkelijk jaar in een notendop.

Op de zondagen daaromheen horen we andere verhalen uit het leven van Jezus. Dit wordt de ‘tijd voor het jaar’ genoemd. In de liturgie hebben al die tijden en feesten ook een eigen kleur: wit is voor de hoogfeesten, paars voor de advent en de vasten, rood voor de martelaren en groen voor de gewone tijd door het jaar. Voor half Advent en half Vasten bestaat ook nog de mogelijkheid om roze te dragen.

Met het begin van het kerkelijk jaar, begint de Kerk ook aan een nieuwe reeks lezingen in de liturgie. De lezingen op de zondagen zijn verdeeld in drie reeksen: A, B en C. Afgelopen jaar was een zogeheten B-jaar. Dat wil zeggen dat er voorgelezen werd uit het Evangelie van Marcus. Komend jaar wordt een C-jaar. Dan staat het Evangelie volgens Lucas centraal.