Pastoraal woord van kardinaal Eijk

                                                Een pastoraal woord
van kardinaal Eijk, aartsbisschop van Utrecht,
aan de gelovigen in het Aartsbisdom Utrecht

 

Broeders en zusters,

De eerste golf van de coronaviruspandemie dit voorjaar was een lange, donkere tunnel. De tv-beelden uit binnen- en buitenland waren soms apocalyptisch van aard en zullen ons altijd bij blijven: overvolle ziekenhuisgangen met ernstig zieke en stervende patiënten, uitvaarten die met slechts een handjevol of zelfs zonder nabestaanden moesten plaatsvinden. Ook de tv-beelden uit landen waar aan het coronavirus overleden mensen met vrachtwagens werden afgevoerd naar provisorische koelcellen, staan op ons netvlies gebrand.

Wekenlang werd de coronacrisis almaar erger en werden de maatregelen navenant strenger. De zomer bracht het gehoopte licht aan het eind van de tunnel en gedurende enkele weken heerste er optimisme. De ‘intelligente lockdown’ werd opgeheven en de coronamaatregelen werden versoepeld. We konden weer samenkomen voor onze vieringen in kerkgebouwen. We gingen op vakantie – veelal in eigen land – en haalden opgelucht adem. Al kon lang niet iedereen dat doen: in sommige sectoren bleven beperkingen van kracht, veel mensen raakten hun baan kwijt en er werd gerouwd om mensen die aan het coronavirus waren bezweken.

De samenleving likte deze zomer tevens haar wonden. Tegelijkertijd normaliseerde het leven enigszins – zij het dat de regel om tegenover medemensen anderhalve meter afstand te houden maatgevend bleef. Van het opgelucht ademhalen is sinds enkele weken echter geen sprake meer. We houden juist onze adem in als de dagelijkse RIVM-cijfers worden bekendgemaakt: elke dag meer besmettingen, elke dag meer ziekenhuisopnames, elke dag meer overlijdens. En dat terwijl de zorg nog nauwelijks hersteld is van de eerste coronagolf.

Zijn we als samenleving misschien te optimistisch geweest? Heeft Nederland de teugels te snel laten vieren? Het is duidelijk dat geduld niet de sterkste kant is van de hedendaagse haastige maatschappij. En dat terwijl juist deze coronaviruspandemie vraagt om volharding, een houding waarover de apostel Paulus in zijn Brief aan de Romeinen schrijft: “Volharding leidt tot beproefde deugd en deze weer tot hoop. En de hoop wordt niet teleurgesteld, want Gods liefde is in ons hart uitgestort door de Heilige Geest die ons werd geschonken” (Rom. 4,4-5). Het sterke individualisme dat in ons land heerst, maakt dat mensen zich niet gemakkelijk leefregels laten voorschrijven. Wellicht moeten we ook constateren dat individualistisch ingestelde mensen te weinig oog hebben voor het algemeen welzijn, een grondprincipe van de christelijke sociale leer. Onze bijdrage aan het algemeen welzijn houdt ook in dat we oog hebben voor medemensen die wat betreft de gevolgen van een besmetting met het coronavirus tot de risicogroep behoren. Onze zorg voor hun welzijn houdt in dat we bereid zijn ons gedrag daarop af te stemmen, ook al kost dat offers.

In dit concrete geval moeten we volharden in ons gedrag dat rekening houdt met de zwakkeren. Normaal gesproken is een EHBO-cursus nodig om levensreddend te kunnen optreden, nu zijn afstand houden en handen wassen en desinfecteren al levensreddende handelingen die iedereen kan verrichten. Zoals gezegd, vraagt dat wel wat van ons, omdat we ons natuurlijke gedrag moeten aanpassen. Maar – zegt onze Heer Jezus – “al wat gij gedaan hebt voor een dezer geringsten van mijn broeders hebt gij voor Mij gedaan” (Mt. 25,40). Waar – als het goed is – de sterkste schouders de zwaarste lasten dragen, is tijdens deze pandemie het tegenovergestelde het geval. Het zijn ouderen en mensen met een zwakke gezondheid die de meeste risico’s lopen en het zijn vooral mensen in verzorgingshuizen en instellingen die vereenzaamden tijdens de lockdown, vooral als zij hun kinderen en kleinkinderen niet konden zien en omhelzen.

In de parochies hebben velen in de afgelopen periode alles op alles gezet om vieringen binnen de anderhalve-meterregel te houden. Ook zijn er andere maatregelen genomen, zoals het plaatsen van hoestschermen en het uitreiken van de communie met pincet of schepje. Veel energie is gestoken in het streamen van vieringen, zodat mensen deze thuis toch konden meevieren. Alle lof voor deze inzet, die veel heeft gevraagd van de pastorale teams alsook van de parochiebesturen, locatieraden, pastoraatsgroepen en andere vrijwilligers. De inzet van gelovigen tijdens deze crisis om mensen in nood te helpen, wil ik hier eveneens expliciet noemen. Op veilige afstand werd getracht de eenzaamheid van mensen te verkleinen, er werden boodschappen gedaan voor hen die hun huis niet konden verlaten en via voedselbanken werd ook materiële steun geboden aan mensen die in financiële nood waren geraakt door verlies van werk of vermindering van inkomen. Al die welgemeende aandacht en inzet voor anderen zijn een teken van Gods liefde die zo handen en voeten krijgt.

Inmiddels heeft de regering op 28 september een nieuwe reeks tijdelijke maatregelen aangekondigd. Hopelijk kunnen we in Nederland door de vereiste aanpassingen van ons gedrag in gezamenlijkheid ook deze tweede coronagolf afzwakken. Daarmee redden we levens, maar wordt ook voorkomen dat de regering nog strengere maatregelen moet nemen, met alle economische gevolgen van dien. Want achter die woorden ‘economische gevolgen’ gaan levens van mensen schuil die in grote problemen komen als ze hun baan en inkomen verliezen. En dit heeft ook gevolgen voor de gezondheid, lichamelijk en geestelijk.

Laten we de komende periode – wat deze ook moge brengen – in ieder geval met ons hart bij de Heer zijn, zoals we dat ook tijdens het begin van elk Eucharistisch gebed uitspreken. Het persoonlijk gebed, ik noem juist in deze oktobermaand met name het rozenkransgebed, is daarbij van onschatbare waarde. Zo kunnen we onze zorgen delen en voorleggen aan Maria, onze hemelse Moeder, en onze hoop voeden. En ik vraag speciaal om gebed voor de mensen in de zorg, die nu alweer alle zeilen bij moeten zetten, alsook voor de zieken en hun dierbaren. Dat zij en wij allen de aanwezigheid van de Heer mogen ervaren tijdens deze moeilijke periode.

Dat we juist in deze periode verbonden zijn in het gebed, waarover de heilige Teresia van Lisieux zegt: “Voor mij is het gebed een opwelling uit je hart, het is een simpele blik naar de hemel. Het is een kreet van dankbaarheid en liefde te midden van de beproeving evengoed als midden in de vreugde. Kortom, het is iets groots, iets bovennatuurlijks dat mijn ziel ruimer maakt en mij met Jezus verenigt.”

 

Utrecht 1 oktober 2020

Gedachtenis H. Teresia van Lisieux

 

+ Willem Jacobus kardinaal Eijk, aartsbisschop van Utrecht