

Zijn familie heeft recent deze teksten verzameld en in boekvorm uitgegeven. Dit boek, ‘Met Hem op weg gaan’, is te koop via Amazon
Zijn familie heeft recent deze teksten verzameld en in boekvorm uitgegeven. Dit boek, ‘Met Hem op weg gaan’, is te koop via Amazon
Apostolische brief ‘Patris corde’ in Nederlandse vertaling
Op 8 december 2020 riep paus Franciscus 2021 uit tot het jaar van Sint-Jozef: die dag was het precies 150 jaar geleden dat paus Pius IX de heilige Jozef van Nazareth verklaarde tot ‘Patroon van de Universele Kerk’. Bij die gelegenheid werd ook de apostolische brief ‘Patris corde’ (‘Met het hart van een vader’) gepubliceerd, die nu in de Nederlandse vertaling beschikbaar is.
De brief opent met de woorden: “Met het hart van een vader: zo heeft Jozef Jezus liefgehad, die in alle vier de evangeliën ‘de zoon van Jozef’ wordt genoemd.” De paus deelt in deze tekst vervolgens een aantal persoonlijke overwegingen over de ‘buitengewone figuur’ van St. Jozef. Zijn verlangen om dit te doen groeide tijdens de pandemie.
Gewone mensen
“Te midden van de crisis die ons treft, hebben we kunnen ervaren dat ‘ons leven wordt gebouwd en in stand gehouden door gewone mensen – die meestal worden vergeten – die niet verschijnen in de krantenkoppen en tijdschriften of in de schijnwerpers staan van de nieuwste show, maar die ongetwijfeld de beslissende gebeurtenissen van onze geschiedenis van vandaag schrijven: artsen, verpleegkundigen, supermarktmedewerkers, schoonmakers, verzorgers, vervoerders, ordehandhavers, vrijwilligers, priesters, religieuzen en vele, vele anderen die hebben begrepen dat niemand zich alleen redt’,” schrijft de paus.
Hij prijst al deze gewone mensen die dagelijks geduld oefenen en hoop geven. “Hoeveel vaders, moeders, opa’s en oma’s, onderwijzers laten onze kinderen niet met kleine en dagelijkse gebaren zien hoe ze een crisis het hoofd moeten bieden en doorstaan, door hun gewoonten aan te passen, de ogen omhoog te richten en het gebed te stimuleren. Zoveel mensen bidden, offeren en bemiddelen voor het welzijn van allen.”
Hoofdrol
De paus wijst erop dat iedereen in de heilige Jozef de man kan vinden die onopgemerkt blijft, de man van de dagelijkse, discrete en verborgen aanwezigheid, een bemiddelaar, een steun en een gids in moeilijke momenten. “De heilige Jozef herinnert ons eraan dat allen die schijnbaar verborgen zijn of op de achtergrond staan, een ongeëvenaarde hoofdrol spelen in de heilsgeschiedenis. Aan hen allen een woord van erkenning en dankbaarheid,” aldus de paus.
De complete brief ‘Patris corde’ is te lezen op:
https://www.aartsbisdom.nl/wp-content/uploads/2021/03/Patris-Corde-NL-def.pdf
Jozefhymne
Vanwege het Jozefjaar heeft componist en organist Hans Leenders in opdracht van de Kerkelijke Instelling ‘Sint Gregorius’ (KISG, bisdom Den Bosch) een Jozefhymne gecomponeerd. Lees verder…
Er is een onverwachte en interessante band tussen Utrecht en het klooster in Sulaymaniyah van ons Kirkuk-contact. Het klooster valt onder het bisdom, en de vorige bisschop haalde deze monnik en zuster uit Syrië. Gemeente Utrecht is zeer trots op haar “Plan Einstein” waarmee vluchtelingen cursussen krijgen in de wachttijd – voor hun toekomst waar dan ook. Precies dat deden ze ook in Sulaymaniyah. We hebben er beelden van, een video in het Duits.
Voor veel mensen is het najaar een moeilijke periode. De zomer is voorbij, buiten is het koud en de lente is nog ver weg. Een gevoel van eenzaamheid kan die maanden extra zwaar maken. In de moderne samenleving is eenzaamheid dan ook een steeds groter probleem aan het worden en toch wordt er maar weinig over gesproken.
De cijfers
Het CBS (Centraal Bureau voor de Statistiek) deed in 2017 een groot onderzoek naar eenzaamheid. Hieruit bleek dat 30% van de Nederlanders zich ‘enigszins eenzaam’ voelde en 7% zelfs ‘in sterke mate’. Ook het RIVM (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu) deed dit jaar een uitgebreid onderzoek naar eenzaamheid. Hierbij werd gekeken naar eenzaamheid per wijk. Wat opviel was dat mensen zich vooral in de steden sneller eenzaam voelen. Het klinkt vreemd: maar hoe meer mensen er om je heen wonen, des te groter is de kans op gevoelens van eenzaamheid. Voor het onderzoek werd gebruik gemaakt van een enquête. Daarbij konden de ondervraagden reageren op 11 uitspraken door te antwoorden met ‘nee’, ‘min of meer’ en ‘ja’. Bij meer dan twee ongunstige antwoorden sprak het rapport van eenzaamheid, bij meer dan acht ongunstige antwoorden sprak het van ernstige eenzaamheid. Uit dit onderzoek bleek dat er in Utrecht vier wijken zijn waar veel mensen ernstige eenzaamheid ervaren: Overvecht (18%), Zuilen (13%), Laagraven (19%) en Kanaleneiland (14%). Vooral ouderen en alleenstaande ouders zijn vaak ernstig eenzaam, maar opvallend is ook dat telkens meer jongeren zich tegenwoordig eenzaam voelen.
Dat ernstige eenzaamheid grote gevolgen kan hebben blijkt uit een Brits onderzoek dat stelt dat het effect op de gezondheid gelijk staat aan het roken van vijftien sigaretten per dag. Mensen die eenzaam zijn bewegen minder, ontwikkelen vaak slaapstoornissen en hebben grotere kans op depressie, psychische problemen en alcohol- en drugsverslaving.
Twee soorten eenzaamheid
Het CBS maakt echter terecht onderscheid tussen emotionele en sociale eenzaamheid. Bij emotionele eenzaamheid gaat het om het gemis van een hechte band. Bij sociale eenzaamheid gaat het over een gebrek aan sociale contacten. Opvallend is volgens het rapport dat in het noorden en oosten van het land maar weinig eenzaamheid voorkomt. Als verklaring geven ze het Twentse noaberschop. Noabers (of buren) voelen daarbij de plicht om bij ziekte, geboorte, ongemakken of andere omstandigheden een helpende hand te bieden aan hun naaste. Vaak speelde de kerk hierbij in het verleden heen belangrijke rol in. Maar nog steeds is het belangrijk dat gelovigen als individuen en als gemeenschap waakzaam zijn. Een bezoekje, een praatje of een uitnodiging kan voor iemand al een wereld van verschil maken.
Jezus in de tuin
Ook in de Bijbel komt het thema eenzaamheid verschillende malen aan bod. Denk bijvoorbeeld aan Genesis 2:18: ‘Het is niet goed,’ dacht God, de Heer, ‘dat de mens alleen is.’ Maar God heeft zelf ook eenzaamheid gekend. Denk daarbij aan Jezus die in de tuin van Gethsemane doodsbang was en alleen ging bidden terwijl zijn vrienden in slaap waren gevallen. Emotionele eenzaamheid is misschien wel het moeilijkst te bestrijden, maar Jezus geeft hierin het goede voorbeeld: een verdieping van het gebedsleven is waarschijnlijk een van de weinige remedies tegen emotionele eenzaamheid die iemand zelf in de hand heeft.
Het is 2012. Tijdens het maken van een fotodocumentaire over de eenzaamheid onder ouderen ontmoet de Utrechtse fotografe Babs van Geel een oudere dame, Greet, haar grote inspiratiebron voor de oprichting van stichting ‘Met je hart’.
Babs: ‘Greet is een bijzondere slimme maar ook eenzame vrouw. Ze woont zelfstandig en is astmatisch. Ik bezoek haar thuis, we kletsen met elkaar. Ze komt bijna niet meer uit huis. Haar dag bestaat uit puzzelen en tv-detectives kijken, ze is afhankelijk van anderen maar te trots om een beroep te willen doen op anderen. Zoals ze zelf zei: ‘Ik wil niet steeds om hulp hoeven te vragen.’ Ik ben door mijn ontmoeting met Greet geconfronteerd met de eenzaamheid van het ouder worden. Ik zag in haar ogen een gevoel van eenzaamheid dat me recht door het hart ging.’
Vanuit dit gevoel begon Babs met de stichting ‘Met je Hart’ met als uitgangspunt ‘Samen eten, geluk en ervaringen delen in een warme omgeving’. Ze wilde dit gevoel graag delen met ouderen die eenzaam door het leven gaan.
Inmiddels zijn er 82 deelnemende restaurants die ‘Met je hart’ in Utrecht ondersteunen en zijn er 25 stamtafels in verschillende wijken van de stichting met 96 vrijwilligers. Landelijk zijn er 26 gemeenten waar de stichting actief is met meer dan 500 restaurants die meedoen.
Schaamte
Volgens Caroline de Bruijn van ‘Met je Hart’ lopen mensen niet te koop met eenzaamheid: ‘We benaderen ze via de huisarts en de thuiszorg. Bezoekers van de aangesloten restaurants doneren in het najaar tijdens de actie ‘Eet met je hart’ een euro. Dat geld wordt enthousiast ontvangen. Mensen worden intussen aangespoord weer eens na te denken over het feit dat zoveel ouderen eenzaam zijn. Wie herkent niet het gevoel: ‘Ik moet m’n moeder of tante Jet weer eens bellen.’
Ouderen uit de wijk eten eens per maand samen met een of twee vrijwilligers aan een stamtafel in een restaurant in de wijk met een vaste groep. Ze komen elkaar dan bij de supermarkt tegen en spreken met elkaar af. Zo ontstaan vriendschappen, dat is ook het hogere doel. De ouderen krijgen een keuzemenu, ze hoeven niet te betalen. Het enthousiasme is groot.’
Volgens een van de restauranthouders is het succes van de stichting de herkenbaarheid; het kan ons immers allemaal overkomen. ‘Mijn moeder overleed in 2013. Mijn stiefvader verloor mensen om zich heen, raakte slecht ter been. Hij vond het maar stil in zijn leven. Ik heb zelf kleine kinderen, excuses om bezoek uit te stellen. Dat moest anders vond ik. Ik besloot wat te gaan doen.’
Hebt u interesse om mee te doen als vrijwiller of om mee te eten aan de stamtafel? Neem contact op met de thuiszorg, of huisarts of kijk op www.metjehart.nl
In de stad Utrecht alleen al voelt 12 % van de 65-plussers zich ernstig eenzaam. 56% voelt zich wel eens eenzaam*. Cijfers laten zien dat we in 2030 kunnen spreken van 1 miljoen kwetsbare ouderen. *Bron: Volksgezondheidsmonitor.
Rosaline Peeters is de vierde uit een katholiek gezin met zes kinderen. Vorig jaar rondde ze haar studie verpleegkunde succesvol af en besloot ze om een tussenjaar te nemen. Dat jaar stond onder ander in het teken van de onderscheiding van haar roeping en die zoektocht leidde uiteindelijk tot de beslissing om in september te beginnen als postulant bij de congregatie van Sint Jan in Frankrijk. Wie bij zo’n bericht een ernstige jonge vrouw voor zich ziet, komt echter bedrogen uit. Rosaline is een opgewekte en vrolijke getuige van het Goede Nieuws, het geloof. Een gesprek over haar zoektocht, haar roeping en het avontuur dat volgende maand voor haar gaat beginnen.
‘Hoe heb je de congregatie van Sint Jan leren kennen?
Ik ging verpleegkunde studeren en twee van mijn vriendinnen gingen toevallig dezelfde opleiding doen. Eén van ons is toen naar de UIT markt geweest en daar stonden toen de Katholieke Studenten Utrecht (KSU) die wordt georganiseerd door de broeders. Mijn vriendin werd uitgenodigd voor een openingsbarbecue en vroeg of ik mee wou gaan. Dat beviel en zo ben ik daar blijven hangen. Iedere donderdag was het studentenavond. Daar ging ik twee jaar lang iedere week heen en nu woon ik al drie jaar in één van de studentenwoningen van de KSU bij de Gerardus Majella.
Wanneer maakte je kennis met de zusters?
Er kwam een keer een zuster van de Congregatie van Sint Jan langs. Mijn eerste reactie was ‘O, er zijn ook nog zusters ….’ Gek genoeg had ik dat dan weer niet bij de broeders. Daarvoor kende ik wel een paar zusters, maar die waren allemaal heel oud. Dus mijn beeld was ook dat alle zusters oud of uitgestorven waren. Toen leerde ik dus een jongere zuster, Augustin-Marie, kennen en er is toen een vriendschap ontstaan. Ze kwam hier voor KSU activiteiten zoals lezingen, meidenavonden en retraites.
Wist je toen meteen dat je dat ook wilde?
Nee, het begon eigenlijk pas echt na Wereldjongerendagen (WJD) in Krakau. Toen ben ik wat serieuzer hierover na gaan denken. Ik ging pas over het religieuze leven nadenken nadat ik het zelf had gezien en ik denk dat voor veel anderen hetzelfde geldt. Als je andere jonge vrouwen ziet die zo’n roeping leven en dat is helaas erg zeldzaam geworden in Nederland.. Ik wist natuurlijk dat zo’n roeping een optie was, maar het was pas na het WJD dat ik dacht: als het een optie is moet ik er toch eens echt naar gaan kijken.
Hoe gaat zoiets?
Ja, dat ligt eraan. Ik kan alleen uit mijn persoonlijke ervaring spreken, maar ik denk dat het voor iedereen anders is. Wat ik heel fijn vond van bij KSU en de Gerardus Majella te wonen, was dat ik iedere dag naar de aanbidding kon als ik dat wilde. Bij KSU bijeenkomsten hadden we altijd een kwartiertje aanbidding en toen ik hier kwam wonen ging ik het telkens vaker doen en ook langer. Ik vond het gewoon heel mooi om tijd met Jezus door te brengen. Ik zie mijn band met Hem als één van vriendschap en door zo tijd met hem door te brengen kun je die vriendschap verder verdiepen. Die tijd breng ik meestal door in persoonlijk gebed, stil gebed of overwegingen bij Bijbelteksten.
Zegt Jezus dan iets terug?
Haha! Meestal niet. Hij is een stille vriend. Maar ik voel wel zijn aanwezigheid natuurlijk en dat is heel mooi aan de aanbidding. Als je stil bent weet je gewoon dat Hij er is. Het is een gevoel van vertrouwen en die ervaring heb ik als heel bevestigend ervaren tijdens het onderscheiden van mijn roeping. Bij het onderscheiden ben ik veel over mijn roeping gaan bidden en nadenken en ik heb daar toen een groeiende vrede in ervaren. Het postulaat voelt nu als de logische volgende stap.
Wat voor vragen stel jij jezelf dan tijdens het onderscheiden?
Nou, vooral: Wat wil Jezus van mij? Wat vraagt hij? Maar ook: Wat wil ik zelf? Is dit echt de goede weg? Is dit echt wat God van mij wil of is het wat ik wil? Die vragen heb ik het meest gesteld. Daarnaast had ik natuurlijk ook een geestelijk begeleider: pater John Mary Jesus Ashfield van de broeders van Sint Jan. Maar ik ben ook een aantal kloosters en het noviciaat zelf gaan bezoeken. Dat moet wel, je moet concreet weten wat je precies in overweging neemt, anders blijft het alleen maar een idee. Kijk, ik weet natuurlijk niet precies wat het betekent om in het klooster te leven, maar door die bezoeken heb ik er wel een veel duidelijker beeld bij gekregen. Ik ben vaker bij het novicitaat geweest en andere priorijen waarbij ik ook meedeed aan het dagritme.
Hoe ziet zo’n dag in het noviciaat er ongeveer uit?
We beginnen met stil gebed ’s ochtends vroeg, ongeveer om kwart over 6, dat is dus aanbidding. Daarna hebben we de lauden en ontbijt in stilte, vaak lectio divina. Daarna hebben we les tot een uur of 11 en vervolgens de mis. Daarna het middaggebed, lunch in stilte waarbij een tekst wordt voorgelezen. Na de lunch is er arbeid, bijvoorbeeld schoonmaken of in de tuin werken. Daarna hebben we weer les, aanbidding, vespers, avondeten en ten slotte de completen.
Maar dat kan natuurlijk weer helemaal anders zijn wanneer je het noviciaat uitgaat …
Dat klopt. De zuster hebben over de hele wereld priorijen. In Frankrijk, maar ook in Afrika, de Filippijnen, Amerika, Mexico … het kan dus inderdaad heel anders worden, afhankelijk van waar je heen gezonden wordt. Ik ben ook naar een aantal priorijen in Frankrijk geweest die niet onderdeel van het noviciaat uitmaken. Op die manier krijg je ook idee wat je te wachten staat na de geloften. Bij één van de priorijen die ik bezocht, dat was ook in Frankrijk, gaven de zusters les aan kinderen en verzorgden ze ook catechese voor volwassenen.
Hoe reageerde je omgeving toen je het vertelde?
De meesten zagen het natuurlijk wel aankomen. Niet-katholieke kennissen en vrienden wisten natuurlijk niet precies wat het allemaal betekende en voor hen kwam het ook wel meer als een verrassing. Het beeld dat ze daar vaak bij hebben is iets zoals in The Sound of Music of Sister Act. Haha. De meesten hebben dan ook het stereotype beeld van een zuster dat ik ook had: ze zijn oud, ze zitten ergens opgesloten … maar als je het helemaal niet kent is dat misschien het enige beeld wat je er bij kan hebben.
Wat verwacht je dat er gaat gebeuren?
Nou, in de eerste plaats is het gewoon een beetje ontdekken. Kijken hoe het gaat in het gemeenschapsleven. Er zitten daar ongeveer 40 zusters. De meeste postulanten en novicen zijn ongeveer in de twintig of dertig. Nu woon ik samen met een huisgenoot, dus dat is wel heel anders. Ook het dagritme zal wennen worden natuurlijk. Je bent eerst 6 tot 9 maanden postulant. Dan heb je nog geen habijt, maar leef je wel al mee. De inkleding vindt plaats ergens gedurende je noviciaat. Vervolgens leg je de tijdelijke geloften af van twee jaar en daarna de eeuwige geloften. Die tijdelijke geloften kan je ook nog een keer herhalen, voor hoe lang dat dan precies is weet ik niet meer … dat is allemaal nog toekomstmuziek.
Ja, want je gaat natuurlijk een gelofte van armoede afleggen. Wat neem je dan mee?
Haha. Nou, niet zo veel dus! Ik neem o.a. wat boeken mee, wat kleding, een kruisbeeldje en wat foto’s van mijn familie. Dat is het eigenlijk.
Vind je het een gek idee om alles achter te laten?
Ja, ergens wel. Het is een beetje gek, maar ik denk dat ik goed ben voorbereid. Ik wil Jezus volgen dus is het goed.’
Een paar belangrijke begrippen
Een postulant is iemand die streeft naar het religieuze leven maar nog niet tot een bepaalde kloosterorde is toegelaten. Postulantie is een inleidende fase voorafgaande aan het noviciaat zoals dat bestaat bij kloosters. (Bron: Wikipedia)
Noviciaat: een door het kerkelijk wetboek voorgeschreven proeftijd voor kandidaat-religieuzen, novicen. Deze zijn als postulanten aan hun vorming tot kloosterling begonnen. Hierna volgt een proefperiode van één of twee jaar. (Bron: Wikipedia)
Het onderscheiden van de roeping: dit houdt in het uitzoeken en overwegen van je gedachten en gevoelens die kunnen gaan spelen als je voor de grote keuze staat van de roeping. In de regel bestaat dit proces uit onder meer gesprekken met een geestelijk leidsvrouw/-man. (Bron: Gerard Martens)
‘Mijn naam is pater Frances. Ik spreek tot jullie vanuit de oude en belegerde stad Homs. Een van de grootste problemen is de honger. Er is niks te eten. Niets is erger dan mensen op straat te zien die iets te eten zoeken voor hun kinderen.’
Vijf jaar geleden maakte deze noodkreet van de Nederlandse pater Frans van der Lugt S.J. vanuit Syrië grote indruk. Velen waren Homs ontvlucht, maar Van der Lugt bleef tot het bittere einde. Het simpele filmpje, gefilmd met mobiele telefoon, kwam terecht bij alle journaals van Nederlandse tv-zenders. De wanhopige boodschap kreeg een triest vervolg. Pater Frans werd op 7 april 2014 om 8 uur ’s morgens vermoord in Homs. Wereldwijd werd er om hem gerouwd.
Vijf later is abouna (‘vader’) Frans, zoals hij door veel Syriërs werd genoemd, nog steeds niet vergeten. Frans van der Lugt, pater en psycholoog, was Syriër met de Syriërs, en nog zo veel meer. Talloze mensen inspireerde hij. Wie was hij, hoe herinneren mensen zich hem? Een eigentijds paasverhaal over een bijzondere man, die zijn leven gaf voor ‘zijn’ mensen en het geloof.
Frans van der Lugt wordt in 1938 geboren in een katholiek bankiersgezin in Den Haag. Na zijn eindexamen besluit hij toe te treden tot de jezuïeten. Hij studeert filosofie en theologie.
In 1964 vertrek naar het Midden-Oosten, studeert Arabisch in Beiroet. In 1966 gaat hij in de Syrische stad Homs werken in het onderwijs.
Het Syrische Homs zal in zijn leven een centrale plaats gaan innemen. Gedurende korte of langere tijden verblijft hij in buitenland voor studie of werk maar telkens zal hij er terugkeren. Hij studeert theologie in Lyon, vervolgens psychologie en wordt in 1971 tot priester gewijd. Hij verdiept zich in yoga en zen-meditatie en promoveert in de psychologie. In de periode 1978-1980 werkt hij als groepsleider bij het internaat De Breul in Zeist. In 1992 wordt hij benoemd tot Ridder in de Orde van Oranje-Nassau.
Hij werkt een aantal jaren in Damascus als studentenpastor. In 1993 keert hij weer terug naar Homs als studentenpastor. In 1996 sticht hij bij Homs het ontwikkelingsproject Al Ard (‘Het landgoed’) bestaande uit een wijngaard, een hostel en een opvangcentrum voor mensen met een beperking. In het weekend is er een vast programma van yoga, meditatie, gespreksgroepen en wandelingen, met name gericht op jongeren. Zowel moslims als christenen komen in grote getale.
2011 keert Frans van der Lugt terug naar Homs, door de inmiddels uitgebroken oorlog is het te gevaarlijk geworden in Al Ard. Als Homs dreigt te worden belegerd blijft Van der Lugt, ondanks herhaalde verzoeken om te vertrekken. In januari 2014 vraagt hij met een videoboodschap op YouTube hulp voor de bevolking van de inmiddels belegerde stad.
Op 7 april wordt hij in Homs in de residentie van de jezuïeten vermoord en de volgende dag aldaar in de tuin begraven. Tot op heden is niet duidelijk wie hem vermoord heeft. Hij zou vermoord zijn door rebellen, maar volgens anderen door handlangers van Assad.
Achternaam
De Syrische Rony Shevan van der Lugt (29) heeft Frans van der Lugt goed gekend. Rony woont ruim vijf jaar in Nederland, samen met zijn vriend vluchtte hij uit Syrië. Hij studeert voor een master in human rights, wacht op zijn Nederlandse paspoort en is bezig om zijn achternaam in ‘Van der Lugt’ te laten veranderen.
Rony groeide op in een gegoed Syrisch gezin in Dubai en Aleppo. Zijn vader heeft een Armeens-christelijke achtergrond, zijn moeder is joods. Op zijn 14e gingen zijn ouders uit elkaar. Een moeilijke tijd: ‘Ik wist eigenlijk wel dat ik homo was, maar dat wilde ik niet. Ik zat helemaal in de knoop met mezelf, ik wilde dat ik een toverstafje had om mezelf te veranderen.’
Via via kwam hij terecht bij Frans van der Lugt in Homs. Van der Lugt liet hem zijn verhaal vertellen en zei: ‘Het medicijn zit in jou. Jezus houdt van jou zoals je bent. Jij moet leren om jezelf te accepteren.’ Het was het begin van een vriendschap en voor Rony de ommekeer: ‘Zijn woorden hebben mij gered!’
‘Frans was voor mij een speciaal iemand. Frans was een goed mens, een heel lieve man. Hij kon met iedereen overweg en praatte met iedereen. Hij kon heel grappig zijn, we hebben ontzettend met hem gelachen.
‘Hij accepteerde de mensen. Dat was zo bijzonder. Iedereen was welkom bij hem op Al Ard. Er was een sfeer van gezelligheid, vriendschap. De mensen hielden van Frans, maar niet iedereen. Frans ging zijn eigen gang. Reken maar dat veel leiders dat maar niets vonden.
Toen de Arabische lente begon in 2011 demonstreerde Rony mee en zette hij zich in voor mensenrechten. Hij werd daarom gearresteerd en verdween achter tralies. Na een zwaar half jaar kwam hij vrij en besloot te vluchten naar Libanon. Daar ontving hij een uitnodiging van de Nederlandse overheid voor asiel in Nederland. Nu woont hij in Utrecht: ‘Nu voel ik me een Utrechtenaar.’
Twee jaar geleden maakte een grote groep Syrische vluchtelingen uit West-Europa een lange wandeltocht ter nagedachtenis aan Frans van der Lugt. Rony was niet welkom om het woord te voeren: ‘Ze wilden niet dat er over de rechten van homo’s werd gesproken. Ik laat me niet de mond snoeren, nooit meer. Ze willen van Frans een heilige maken, maar Frans zei altijd: ik ben niet heilig.’
Waarom wil Rony zijn achternaam veranderen? ‘Het is voor mij een eerbetoon aan Frans en wat hij voor mij heeft gedaan. Ik wil graag in contact komen met zijn familie, ze vertellen wat Frans voor mij betekend heeft. Het zou zo fijn zijn als ze me hun zegen zouden willen geven.’
Hoe is het om over Frans van der Lugt te praten: ‘Ik mis hem, ik mis zijn advies. Ik vind het moeilijk dat ik hier ben en dat het Syrië waar Frans zo van hield, niet meer bestaat. Syrië mist hem, het land en de mensen hebben iemand als Frans nodig!’
Bevrijd
Ook parochiaan Peter Raedts (70) heeft Frans van der Lugt gekend. Raedts kerkt bij de Catharina en de Paulus en doceerde jarenlang aan diverse universiteiten Middeleeuwse geschiedenis en theologie. Net als Van der Lugt trad hij toe tot de orde van de Jezuïeten. In 1998 trad hij uit.
Vlak na zijn priesterwijding maakte hij begin jaren tachtig van de vorige eeuw een maandenlange reis door Syrië, Libanon, Israël en Jordanië. Het was het begin van een levenslange fascinatie voor deze bijzondere regio. ‘Ik heb daar echt de geschiedenis ervaren, het is het gebied waar de drie grote godsdiensten hun oorsprong vinden. Heel bijzonder hoe er zoveel verschillende religies en culturen daar naast elkaar leven. De mensen zijn er zo gastvrij.’ En er was nog iets: ‘Al heel lang werken er jezuïeten in het Midden-Oosten, je vindt ze er overal, met name in het onderwijs en de vorming van jongeren.’
Tijdens deze reis door het Midden-Oosten logeerde hij ook een tijd in het huis van pater Frans van der Lugt in de Homs en trok hij intensief met hem op. Een intense ervaring
waaraan hij dierbare herinneringen bewaart. Van der Lugt had hij al eerder leren kennen. Zowel Raedts als Van der Lugt werkten een korte tijd op het internaat van de Breul in Zeist.
Wat trof hem bij Van der Lugt? ‘Frans van der Lugt kon met iedereen communiceren, hij was oprecht geïnteresseerd in de ander. Hij was bovendien een goede psycholoog en een nog betere luisteraar. Hij was vrijgevig, royaal met zijn tijd en aandacht.’
Een gebeurtenis staat Raedts nog duidelijk voor de geest: ‘Op een dag nam Frans me mee naar een christelijk-orthodox dorp in de bergen. Daar was al maandenlang een slepend conflict tussen de dorpsoudsten over wie er de pastoor moest worden. Ze kwamen er maar niet uit en deden een beroep op Frans.’ Na een lange tocht kwamen ze in het dorp: ‘Frans
had oor voor iedereen, bemiddelde en kwam uiteindelijk met een kandidaat die voor iedereen acceptabel was. Hij nam daar alle tijd voor. Heel indrukwekkend. Bovendien sprak hij niet alleen heel goed Hij Arabisch, hij sprak het dialect van de streek.’
Frans van der Lugt kwam uit een chique achtergrond: ‘ik denk dat dat ook een keurslijf was voor hem, hij had grote behoefte aan vrijheid. In Syrië had hij de ruimte ondanks dat het een conservatief land is. Zelf was hij wars van autoriteit of regels. Op mij maakte hij de indruk van een vrij mens, in zijn geloof en in zijn doen en laten. Bevrijd. En dat gevoel gaf hij anderen ook. Heel mooi.’
‘Zijn meedogenloze dood heeft mij vervuld van een diepe droefheid en mij opnieuw doen denken aan zoveel mensen die lijden en sterven in dit gekwelde land, mijn veelgeliefde Syrië.’
– Paus Franciscus naar aanleiding van de dood van Frans van der Lugt
‘Liefde is er voor de goeden en de kwaden. God houdt van alle mensen. We zijn verlost door Christus. Niet door zijn lijden maar door zijn liefde.’
– Frans van der Lugt
‘Ik ben een Syriër geworden. Ik heb heel veel van Syrië ontvangen, en ik wil nu ook mee lijden met de mensen die het heel moeilijk hebben. Ik wil graag voor hen, zo mogelijk, een bron van troost zijn. Ik ben de herder van mijn schapen. Je vraagt iemand die thuis is toch niet waarom hij blijft?’
– Frans van der Lugt
Er zijn diverse boeken over Frans van de Lugt verschenen:
Frans van der Lugt SJ, 1938 – 2014, Bruggenbouwer en martelaar in Syrië – Paul Begheyn SJ (red.) Valkhof Pers
Pater Frans, vijf jaar later, Jan Stuyt SJ, Uitgeverij Adveniat
Wie ben jij, o liefde, verzameld werk van pater Frans, Frans van der Lugt S.J. – Kok Boekenscentrum
Er is een website aan Frans van der Lugt gewijd: www.fransvanderlugt.org
Tekst: Adeline Riesselman
De verhuisdozen zijn uitgepakt, het appartement ingericht, de installatie achter de rug. Hans Boogers, de nieuwe pastoor van de samenwerkende katholieke parochies in Utrecht, kan aan de slag. Reden voor een uitgebreid kennismakingsgesprek.
Na zeven jaar in Zwolle is nu Utrecht zijn standplaats. Al bij de eerste kennismaking in levende lijve maakt hij een ontspannen en vrolijke indruk. Niet voor niets werd er in Kampen en Zwolle gesproken over de ‘lachende pastoor’. Hij neemt alle tijd voor het interview. En ook de wat minder leuke onderwerpen gaat hij niet uit de weg.
Voor het fotomoment is een afspraak gemaakt in de parochiecentrum. Hij voelt zich op zijn gemak, is vrolijk, attent en alert. Bij een rondje door de kerk maakt hij makkelijk een praatje, iemand stelt zich voor, en al in het gesprek wordt de persoon bij naam genoemd. ‘Ik kan heel goed gezichten en namen onthouden, soms ontschiet me de naam van iemand, maar het verhaal dat bij die persoon hoort heb ik wel paraat.’
Dertig jaar geleden
‘Ik ben tot priester gewijd op 29 juni in1988, het is wel heel bijzonder dat ik op 29 juni 2018 in Utrecht geïnstalleerd word.’ Boogers vertelt over zijn jeugd, geboren in 1958 in Amsterdam, de oudste van een gezin van drie, met twee zussen. De eerste jaren opgegroeid in Amstelveen, daarna verhuisde het gezin naar Noordwijkerhout. Het gezin kerkt bij de Victorparochie, een proefkerk voor Nederlandse liturgie. ‘Dat heeft mij gevormd, ik ben niet opgegroeid met Latijn in de kerk.’
Het gezin verhuist naar Driebergen waar de boslucht misschien heilzamer is. Boogers komt terecht op De Breul, een bekend Jezuïetencollege in Zeist. Het gezin gaat daar naar de kerk bij Arca Pacis, een heel open gemeenschap, oecumenisch gericht en verbonden aan Kerk en Wereld in Driebergen. ‘Ik voelde me er vrij, maar merkte ook dat ik als jongere in de minderheid was.’
Na de middelbare school besluit hij om aan de HEAO te gaan studeren. Het blijkt geen succes. Hij krijgt via via een baan bij de Nederlandse Middenstands Bank (NMB), haalt zijn boekhouddiploma en gaat vervolgens in militaire dienst. Na zijn afzwaaien komt hij terecht in Veenendaal waar hij weer kan werken bij de bank. Jong als hij is, is hij druk met het vinden van zijn eigen weg. In Veenendaal kerkt hij bij lokale parochie die geleid wordt door een heel inspirerende pastoor. Het zeer protestantse Veenendaal kent een kleine katholieke minderheid en dat heeft zo zijn keerzijde: ‘Ik wilde daar lid worden van een volleybalclub. Ik kreeg een vraag over mijn geloof en vertelde dat ik katholiek was, toen kon ik daar niet terecht.’
Hij ontmoet er ook Theo van der Sman, een priesterstudent die zijn opleiding volgt in Antwerpen. Ze hebben diepe gesprekken, waarbij ook de vraag valt of het priesterschap niet wat voor hem zou zijn. ‘
‘Daardoor begon het bij mij te spoken. Priester worden? Ik had eigenlijk heel veel positieve ervaringen met pastores en later met pastoraal werkenden. Het trok me wel, maar er was ook twijfel. Ik ben ook verliefd geweest.’ In diezelfde tijd neemt bisschop Ernst het initiatief tot het oprichten van een priester- en diakenopleiding in Bovendonk. Boogers schrijft zich in met het doel om diaken te worden. Als diaken komt hij in Colombia terecht. ‘Terug in Nederland had ik het erover bij de bank, daar was de reactie: we zien dat wel in je. Dat voelde als een bevestiging, zo van: dit is jouw weg. Maar het was geen makkelijke keuze.’ Een mystieke ervaring in het Belgische klooster Chevretogne gaf de doorslag. Boogers wil er niet dieper op ingaan, te intiem. Hij volgde zijn priesteropleiding in Bovendonk en in Utrecht en werd in 1989 tot priester gewijd door kardinaal Simonis.
‘Hoe het was voor mijn ouders dat ik een roeping had? Ze hadden voor mij een toekomstbeeld met een schoondochter en kleinkinderen. Ze waren bezorgd, maar hun houding was ook: als dit jouw weg is, is het goed.’ Ze hadden gelijk: ‘Bij mijn priesterwijding moest ik plat op de grond liggen. Dit klopt, dat voelde ik toen heel sterk. Ik sta nog steeds achter mijn keuze, ik heb er nog geen dag spijt van gehad!’
Groot gebied
Boogers was 7 jaar pastoor in Zwolle bij de Thomas à Kempisparochie, de afgelopen jaren zag hij zijn werkgebied tot twee keer toe uitbreiden met de Norbertusparochie en de Heilige Christoffel (zie kader). Voor zijn installatie in Zwolle was hij ruim zeven jaar pastoor in de Achterhoek.
Het werkgebied dat hij verlaten heeft is totaal anders dan wat hem in het Utrechtse staat te wachten. Maar er zijn zeker ook overeenkomsten. Ook in het oosten van het land speelt de problematiek van krimp. Steeds minder katholieken weten de weg naar de kerk te vinden en diegenen die wel elke zondag in de kerk zitten zijn vaak ouder.
‘Zwolle is behoorlijk internationaal, je ziet daar ook meer mensen met een andere culturele achtergrond. Maar als je bij een doop in Oldenmark komt, is iedereen weer heel blank.’ Wat valt hem verder op in de gemeenschappen die hij achterlaat? ‘Ze zijn sterk in diaconale activiteiten, de sfeer is sympathiek en leergierig.’
Ook hij werd geconfronteerd met tekorten en kerksluiting. De eens katholieke Zwolse Verrijzeniskerk werd in 2011 overgenomen door de Christelijk gereformeerden. Ook het personeelsbestand moest inkrimpen van 9 naar 3 pastores. ‘Toen de kerk sloot, hebben we gedurende 6 weken elke zondag de mensen met een bus meegenomen naar de andere gemeenschap om ze een plek te geven. Dat was een succes; de mensen weer werden weer actief!’
Ook veranderde zijn rol als pastoor: ‘Mijn werkgebied werd zo groot, je kunt niet overal zijn, de mensen moeten meer zelf doen. Wel ben je nog belangrijk als inspirator en stimulator.’
Daarnaast werd in 2015 de gemeenschap in Dronten geconfronteerd met een zeer vervelende situatie, die zelfs de landelijke media haalde. Een transgendervrouw werd benoemd tot penningmeester van het kerkbestuur. Boogers: ‘Ik verkeerde in de veronderstelling dat dat niet uitmaakte. Maar ik ben teruggefloten door de aartsbisschop en moest haar ontslaan. Ik ben in de pers letterlijk neergezet als een slecht persoon. Het ging om de huisregels van de kerk, hoe ga je daar verstandig mee om? Heel pijnlijk, en zeker niet goed voor de gemeenschap. Het is zo’n verhaal dat alleen maar verliezers kent.’
Maar hij heeft ook veel waardering mogen ondervinden. Bij zijn afscheid, uitgesmeerd over verschillende vieringen in de verschillende gemeenschappen, kreeg hij mooie woorden en complimenten mee: ‘We gaan je missen, we zullen je herinneren als inspirerend, goedlachs, steunend en verbindend.’
Utrecht
En dan nu Utrecht. Hij is goed bekend met de stad. ‘Een mooie plek, met een rijke christelijke geschiedenis en heel veel cultuur, daar hou ik van!’ En verder? Hij zei het al eerder: ‘Ik wil eerst luisteren, wat speelt er hier? Natuurlijk ligt er een pastorale visie. Die wil ik verdiepen, hoe geef je dat handen en voeten? Dat kost veel energie, maar het uitgangspunt, het verhaal van Emmaüs, is zo mooi. Ik wil daarbij aansluiten, wat kan ik daarin betekenen?’ Maar er zit ook druk achter: ‘De ontwikkelingen gaan snel, bijvoorbeeld met de kathedraal en de Augustinus, dat is als springen op een rijdende trein!’
Wat houdt hem op de been? ‘Het geloof in een liefdevolle Christus die wil genezen en nieuwe kansen biedt. Mijn geloof is er altijd heel sterk geweest, het hoort bij mijn levenswijze.’ Wat wenst hij de gemeenschappen toe? ‘Dat zij met elkaar de Blijde Boodschap van Christus blijven uitdragen.’
Van een groot gebied naar een grote stad
Van 2011 tot en met juni 2018 was Hans Boogers pastoor van maar liefst drie parochies, liggend in drie provincies: Gelderland, Overijssel en Flevoland. In 2011 werd Boogers pastoor in Zwolle van de Thomas à Kempis parochie, bestaande uit twee Zwolse gemeenschappen (waaronder die van de befaamde ‘Peperbus’) en gemeenschappen in Herfte-Wythmen, Kampen, IJsselmuiden, Hattem en Hasselt. In 2013 kwam daar de Heilige Norbertusparochie bij, bestaande uit zes gemeenschappen in Biddinghuizen, Dronten, Lelystad, Nunspeet-Elburg-’t Harde (twee gemeenschappen) en Swifterband. In 2015 kwam de parochie Sint Christoffel erbij, deze bestaat uit een vijftal gemeenschappen, te weten in Kuinre, Oldemarkt, Steenwijk, Steenwijkerwold en Vollenhove. Op 15 juni is Ton Huitink hier gestart na zijn installatie in Dronten.
Tekst en foto’s: Adeline Riesselman
Dorothé Cras (50) is sinds 2012 eigenaar van de Utrechtse Kinderboekwinkel. Ze is geboren en getogen in Utrecht en actief kerkganger in de Pauluskerk. Met pastor Gérard Martens en twee andere vrijwilligers leidt ze het vormselproject voor kinderen in groep 7 en 8. Een gesprek over vriendschap, haar eigen favoriete jeugdboek en boeken die kunnen helpen bij geloofsopvoeding.
‘Het thema van de Kinderboekenweek (2018) is vriendschap, dat leent zich uitstekend voor gesprek met kinderen van elke leeftijd.’ Cras lacht en dat zal ze vaker doen tijdens het gesprek. ‘Het motto bij vriendschap in deze week is ‘Kom erbij!” Dan gaat het dus het over nieuwkomers, vluchtelingen, eigenlijk over elk kind dat zic nog welkom moet voelen.’
Gezeten aan het hoofd van een grote tafel op de zolderetage van het pand aan de Ganzenmarkt bergt ze met een vies gezicht een schoteltje met onbestemde inhoud weg -het lijkt nog het meest op kaarsvet- ‘achtergelaten gisteravond, vermoedelijk.’ De zolder is een beetje een geheime ruimte, je komt er niet als klant. Wel dient hij als tijdelijke behuizing voor een paar jongeren met een status die wachten op een huis: ‘Heeft mijn zoon geregeld, en ik bied ze graag onderdak aan voor een korte periode, maar ja; wel de zooi opruimen he? Nou ja, verder ziet het er heel netjes uit.’ Weer die lach.
Kikker
‘Jip en Janneke, nijntje en vooral de prentenboekjes over Kikker van Max Velthuis kent iedereen en gaan op een mooie manier over vriendschap. Met heel jonge kinderen kun je al over vriendschap praten, terwijl je voorleest. Kikker gaat over bang zijn, wie is jouw vriendje, wat doe je voor hem of haar? Wanneer laat hij of zij jou in de steek? Hoe maak je het goed? Uitgeverij Lemniscaat komt voor de grotere kinderen met een boek over vriendschap en vluchtelingen: ‘Jij en ik’; Verschillende auteurs schrijven over vriendschap en vluchtelingen. Jan Terlouw schreef over de hongervluchtelingen in de Tweede Wereldoorlog, een ander over de Vlaamse vluchtelingen in de Eerste wereldoorlog. Annet Huizing schreef over een nieuwe jongen in de klas, uit het AZC, terwijl een van de vaders in protest gaat. Het boek geeft een andere kijk op het actuele thema vluchten. We kunnen ons nu soms zo overrompeld voelen door alles wat er gebeurt, maar het is helaas iets van alle tijden.’ Voor het derde jaar op rij zou zomaar weer een Utrechtse auteur de Gouden griffel kunnen ontvangen: ‘Grote kanshebber is wat mij betreft Annet Schaap met ‘Lampje’, een prachtig verhaal over een meisje van tien, de dochter van een vuurtorenwachter. Haar vader drinkt veel, elke avond moet zij de lampjes van de toren aan doen. Op een nacht zijn de lucifers op en brandt de lamp niet…en wat er dan gebeurt…’
Vriendschap
Het boek over vriendschap uit mijn eigen jeugd dat mij het meest is bijgebleven is ‘We gingen bramen plukken’, maar de schrijver herinner ik me niet eens. (Doris Buchanan Smith, red.) Het ging over een jongetje dat doodging door een bijensteek. Zijn beste vriendje is er ondersteboven van. Maar mijn allermooiste boek was ‘Momo en de tijd-spaarders’ van de Duitse auteur Michael Ende. Het gaat over grijze mannen met grijze pakken die iedereen de tijd afpakken, iedereen wordt steeds gehaaster. Niemand heeft meer tijd voor vriendschap of een ontmoeting. Ik las het toen ik 13 was, het is dus zeker 30 jaar oud en nog steeds actueel. Het is een heel levensbeschouwelijk boek.’
Tips
Cras krijgt regelmatig vragen welke boeken geschikt zijn bij geloofsopvoeding. ‘Kinderbijbels worden regelmatig verkocht, als doopcadeautje, of rond Pasen, als kinderen met vragen bij hun ouders komen. Die ouders willen iets uitleggen en weten het zelf niet goed. Ook mensen zonder gelovige achtergrond kopen een bijbel, ze willen dat hun kinderen ‘het verhaal’ kennen. Bijvoorbeeld over het leven van Jezus, het nieuwtestamentische verhaal. Het is vooral een culturele belangstelling voor de verhalen. Waar komen onze kunst, gebouwen, kerken en spreekwoorden vandaan? Ze vertellen vaak dat ze er zelf ‘niks meer aan doen’. Rond Kerst verkoop ik vooral veel kerstboeken, maar minder bijbels. Blijkbaar is het kerstverhaal helder en makkelijk te vertellen. De kennis van klanten is wisselend. Soms weten mensen veel en zijn ze kritisch, anderen zijn nieuwsgierig. Ik denk wel dat als je je kinderen iets van de maatschappij en cultuur wil laten begrijpen het terecht is dat je de bijbel leest. Ik probeer de mensen altijd iets te vertellen over hoe de verschillende bijbels werken. Vroeger werkte ik op een bijzonder neutrale school, daar ligt niks vast. Daar werd elk jaar bedacht: wat vieren we, hoe doen we dat? Dat doe je misschien minder op een van oudsher katholieke school. Het is zoeken, mijn eerste baan was op een protestantschristelijke school waar 90 % van de leerlingen Islamitisch was en waar elke dag braaf begon met een bijbel verhaal. Dat was lastig en ook zoeken naar een oplossing.’
Kinderen en Levensbeschouwing.
‘Religie is ook een soort antwoord op het leven na de dood. Ik vind het altijd mooi om vanzelfsprekendheid ter discussie te stellen. Ik wil kinderen graag veel informatie geven, zodat ze zelf keuzes kunnen maken. Je hebt je rituelen, je leeft voor, neemt deel aan kerkdiensten, brandt een kaarsje. Met mijn eigen zoon heb ik veel verhalen voorgelezen, uit drie kinderbijbels. Hij is ook mee geweest naar de kerk. Ik had daar het kinderkoortje, mijn man speelde piano. Ik vind de christelijke baby-bijbel waarin kinderen springen en zingen voor de Heer zelf wat minder aansprekend. Ik sprak erover met een dominee en we kwamen tot de conclusie: Het is goed om kinderen voor te lezen, maar je moet er wel met ze over in gesprek kunnen gaan, en niet alleen maar een tekst zenden. Maar dat is een keus. Zo denk ik erover: meegeven wat je waardevol vindt, geen dogma’s, met oog voor je medemens. Zo zijn we bij het thema vriendschap; ‘wat gij niet wil, dat u geschiedt, doe dat ook een ander niet’. Kinderen denken na over het leven. Ze kijken net even anders. Simpel: hoe kijk je naar een kopje koffie, waar is het kopje van gemaakt, hoe komt die koffie erin, waar bestaat koffie uit? Kinderen pikken er altijd andere dingen uit.’
Tips van Dorothé
Tekst: Liesbeth de Moor
Anton (64) krijgt veel vragen over de rozenkrans op zijn rechterhand en -pols: ‘Zelfs als ik bij de supermarkt in de rij sta, willen mensen erover weten.’ Wat is zijn verhaal? ‘Jaren geleden was ik heel, heel depressief. Mijn moeder heeft toen veel voor mij gebeden. Toen het weer beter met me ging, wilde ze me een cadeau geven. Ik heb gekozen voor deze tattoo, een jongen uit Polen heeft ‘m voor mij gezet. Ik ben er heel blij mee.’
Anton groeide op in een katholiek gezin: ‘Ik was misdienaar en zong in het kerkkoor.’ Een echte kerkganger is hij niet, maar toch laat het geloof hem niet los: ‘Thuis heb ik een kruisbeeld en natuurlijk een beeld van Maria!’
Tekst en foto: Adeline Riesselmann
Je zult maar 8 jaar oud zijn, kanker krijgen, in een ziekenhuis terechtkomen dat te weinig middelen heeft om je goed te helpen, en dan ook nog op een zaal terechtkomen waar allemaal vrouwen met borstkanker liggen. Als je in Kirkuk of omgeving woont kan dat je gebeuren. Maar er is ook goed nieuws. In die stad woont Khalil Ibrahim, die het op zich nam om dit ziekenhuis te helpen waar maar mogelijk.Hij kan veel omdat hij een geweldige man is die graag toneel speelt. Rond Kerstmis brengt hij als kerstman geschenken aan alle kinderen die er ziek liggen te zijn. Enkele malen per jaar loopt hij er als clown rond, ook om geschenken uit te delen aan de zieke kinderen, en aan hun broertje of zusje als die net op bezoek zijn. Even een glimlacht toveren op hun gezicht, „zodat ze die laatste maanden van hun leven ook even een gelukkig moment kennen”.
Khalil, diaken in het bisdom Kirkuk, krijgt veel steun van zijn bisschop, de Chaldeeuws katholieke aartsbisschop van Kirkuk Yousif Thomas Mirkis. In Utrecht kennen we hem, 27 augustus zal hij er ook weer zijn, hier bij ons in Utrecht. Hij en Khalil hopen nu heel erg op hulp, om bij dat oncologische ziekenhuis een aparte zaal te kunnen bouwen en inrichten voor de kinderen. Want nu liggen de kinderen gewoon op zaal tussen volwassen mensen, vooral veel vrouwen.
Tot 1991 waren de ziekenhuizen van Irak de beste in de hele regio, uit de buurlanden kwam men naar Irak. 1991 stelde de VN een boycot op tegen Irak, die duurde tot 2003. Een totale boycot, zelfs geen medicijn mocht het land in. In 1991 werden de Iraakse soldaten die zich uit Koeweit terugtrokken, bestookt met verarmd uranium. Tot 2002 had kinderleukemie zich al vervijfvoudigd, en borstkanker neemt nog steeds toe.
Particuliere ziekenhuizen hebben zich inmiddels een beetje weten te herstellen, de staatsziekenhuizen kampen nog met veel tekorten. Daar komen de arme mensen terecht. Het bisdom Kirkuk-Sulaymaniyah staat voor diverse opgaven, in een land waar de armste bevolkingsgroep het hardst werden getroffen door boycot en oorlogen, en waar hulp uit buitenlanden het laatste aankomt bij diezelfde groepen.
Sinds twee jaar pogen we als Utrechtse parochie samen met enkele andere organisaties in Nederland hen te helpen. Het bisdom zelf kan de eigen opgaven en onkosten goed aan; ook de 4000 IDP’s vingen ze 3 jaar lang prima op. Tevens probeert dat kleine bisdom – 7000 leden – te helpen waar te veel ellende en te weinig hulp samenkomen. Dat gaat hun krachten vaak te boven.
Dan vragen ze buitenlanden om hulp.
Mirjam van Noord groeit op in Oog in Al en gaat naar de Pauluskerk. Ze zingt in het jongerenkoor, ze is lid van het bestuur van het jongerenkoor en ze is lector. Ze zit nu in de vijfde op het Christelijk Gymnasium Utrecht en weet nog niet wat ze daarna wil studeren.
Op school komt de rooms-katholieke kerk niet vaak op een positieve manier in beeld. We leren over de Spaanse inquisitie, over kruistochten, over het pausdom dat een ‘speelbal van de adel’ zou zijn geweest en over de manieren waarop het christendom werd verspreid. Ik vind het jammer, want ik merk aan mezelf – en bij anderen – dat we ons op een of andere manier schamen om het geloof.
Hoewel ik naar een christelijke school ga, weet elke leerling dat je niet moet rondbazuinen dat je gelovig bent of gelovig bent opgevoed. Geloven in God is raar. Dat God niet zou bestaan is voor gymnasiasten wellicht een erg aannemelijke gedachte. We leren eerst over de Griekse en Romeinse goden die niet bestaan; dat zijn enkel mythes. Waarom zou die christelijke God dan wél bestaan?
Daarna leren we alles over de evolutietheorie en dat elk verschijnsel natuurlijk te verklaren is. Dat er een grote macht zou zijn die hemel en aarde gemaakt heeft, klinkt dan niet meer logisch.
Of God bestaat, durf ik niet met 100% zekerheid te zeggen. Maar als je het mij vraagt, gaat godsdienst niet over verklaren maar over geloven. Ik zie in mijn eigen gemeenschap dat mensen een vriend hebben in God. Dat zij liefde vinden door God. Dat zij steun kunnen vinden in hun geloof. Of God de mens geschapen heeft, is voor mij dan niet meer belangrijk. Dat is wat mij betreft niet de essentie van het christendom.
Waar het om draait, is het omzien naar elkaar, het vormen van één gemeenschap, je naasten liefhebben, zorgen voor de wereld. Door het christendom leren we dat het belangrijk is rekening te houden met elkaar. Dat we houden van de wereld en dat we samen proberen die wereld mooier te maken. De kerk is een plek waar liefde in overvloed is. Ikzelf heb er niet alleen vriendschappen gevonden, maar ook een thuis.
Waarom zouden we ons daarvoor moeten schamen?
‘Ik ben een man met het syndroom van Down en mijn leven is het waard om te leven.’ Iets meer dan een jaar geleden sprak Frank Stephens deze woorden voor het Amerikaanse congres in Capitol Hill in Washington. Het filmpje op werd een wereldwijde hit met meer dan 96.000 likes op Facebook. In zijn betoog uit Stephens zijn bezorgdheid over het feit dat IJsland en Denemarken nu vrijwel volledig ‘down-vrij’ zijn. Ook in de Verenigde Staten wordt nu bijna 85% van de zwangerschappen met Downsyndroom baby’s voortijdig beëindigd. En dat terwijl ook Down-kinderen en -volwassenen een mooi en volwaardig kunnen leven leiden. In onze eigen parochie hebben we daar levend bewijs van: Derk Wessels (1972). Wessels is kunstenaar en parochiaan van de Pauluskerk in Tuindorp. Een gesprek met Wessels en zijn ouders, Peter en Trees, over zijn leven en werk.
Toen Derk bijna 47 jaar geleden werd geboren, was het nog helemaal niet vanzelfsprekend dat hun ouders zelf voor de opvoeding van hun Down-kind zorgden. Derk was nog maar net geboren toen zijn ouders door de huisarts werd aangeraden om hem meteen op een lijst voor een instelling te zetten. Volgens hem was het veel te moeilijk om zo’n kind zelf op te voeden. Toch besloten zijn ouders om dat advies niet op te volgen. Zo had Derk het geluk om in een normale omgeving op te groeien en was hij zelfs het eerste Down-kind in Nederland dat gewoon naar de lagere school ging. Toen allesbehalve vanzelfsprekend.
Katten
Op de speciale school waar hij eerst heen ging viel Derk niet op, maar op de gewone lagere school werd hij wel gezien. ‘Dat was bij juf Dorothee!’ vult Derk snel aan terwijl hij rondgaat met een schaal koekjes. Het was op die lagere school dat Derk begon te tekenen. Vooral met potlood, maar later ook met krijt. Eerst viel het niet op dat Derk talent had, maar het was wel duidelijk dat zijn tekeningen erg sterk waren. Toen hij in die periode een keer bij zijn juf bleef logeren, tekende hij haar katten. Die tekening vond zijn juf toen zo mooi dat ze ‘m liet inlijsten. En zo merkten ook zijn ouders voor het eerst op dat Derk talent had.
Corneille
Na de basisschool kwam Derk op de Daalse Hoek in Maarssen terecht. Daar werkten toen verschillende begeleiders met een kunstzinnige achtergrond. Via hen kon er een atelier geregeld worden waar Derk echt aan de slag kon, maar daar moest hij wel eerst een proeve van bekwaamheid voor doen. Toen Derk in het atelier de met verf besmeurde werkjassen zag hangen, deed hij er meteen één aan en de kunstenaar was geboren. Tot ieders verbazing wilde hij schilderen en dat terwijl hij eerder vooral met potlood had gewerkt. Toen moeder Trees hem later die dag kwam halen werd opgemerkt dat zijn stijl op die van Corneille leek. De begeleider liet haar het na het andere schilderij zien. Het was wel duidelijk dat Derk mocht blijven. Het zou het begin worden van een mooie schilderscarrière. ‘Maandag, dinsdag en woensdag ga ik naar het atelier’, legt Derk uit, maar schilderen is niet het enige wat hij daar doet. Hij maakt ook linosneden en soms schrijft hij zelfs verhalen. Eén van die verhalen, een kinderboek genaamd ‘Bob is de weg kwijt’, werd gepubliceerd met Dirks eigen illustraties.
Dit is Bob de walvis.
Hij bibbert.
Hij is bang.
Bob is dronken van de zee.
Hij gaat heel langzaam.
Hij is de weg kwijt.
Andere dieren ziet hij niet.
Bob wil naar huis.
– Derk Wessels in “Bob is de weg kwijt”
De Vogel
Op tafel ligt nog een ander dik boek met in blauwe letters de woorden ‘Werk van Derk’. Het is een prachtig overzicht van een keuze uit zijn oeuvre. Op één van de eerste pagina’s staat een foto van Derk in een mooi pak met een lintje op zijn borst. Is Derk dan soms een ridder? Hij knikt. ‘Ja, van Oranje-Nassau!’, voegt hij er snel aan toe. Het ridderschap wordt alleen toegekend aan mensen die ook in het buitenland bekend zijn. Omdat het werk van Derk zelfs in Japan hangt, kwam hij voor die onderscheiding in aanmerking. Maar ook dichterbij huis is het werk van Derk te bewonderen, bijvoorbeeld in het Outsider Art Museum, in een vleugel van de Hermitage in Amsterdam. Maar ook in onze eigen stad Utrecht is zijn werk te bewonderen. Zo maakte graffitikunstenaar JanIsDeMan in december vorig jaar een kolossale wandtekening van ‘De Vogel’, van een werk van Dirk. Het is te zien aan op de zijmuur van het pand aan de Lauwerecht 55. ‘Deze gast maakt hele vette dingen’, merkte JanIsDeMan op in een uitzending van RTV Utrecht, ‘Heel anders dan wat ik normaal maak: veel dikke lijnen. Heldere vormen. Heerlijk!’
Derk Wessels versus JanIsDeMan
Mystieke intuïtie
Maar wat is eigenlijk Derks favoriete schilderij? ‘De Sprong!’ roept Derk meteen uit. Hij laat een felgekleurd schilderij zien waarin een man met een enorme sprong over zowel huizen als bomen door de lucht heen suist. Het is een symbool voor de nieuwe levensfase; een verhuizing, een huwelijk, een kind of een nieuwe baan. Volgens Julia Dotulong, die een prachtige introductie voor het boek schreef, zijn het vooral de rituelen en taferelen die Derk waarneemt. Vader Peter vertelt dat Derk een mystieke intuïtie heeft. ‘Derk komt heel graag bij Stonehenge,’ legt hij uit, ‘dat is één van zijn favoriete plekken.’ Derks mysticisme komt dan ook in zijn werk tot uitdrukking, bijvoorbeeld bij ‘De Zaaier’ een schilderij dat op een verjaardagskaart van de Pauluskerk staat. Op de kaart is de zaaier te zien die gele zaadjes uitstrooit over de akkers, maar wat opvalt is dat het zaad ook in zijn mond zit. Zo weet Derk op een unieke manier een Bijbelse wijsheid tot uitdrukking te brengen, want het zaad dat het Evangelie is kunnen we met de mond verspreiden door erover te praten.
“De Sprong”
Vredesgroet
Derk komt dan ook graag met zijn ouders in de kerk. ‘Ik vind de Pauluskerk een hele grote kerk,’ legt Derk uit, ‘met mooie kaarsen en een koor dat heel goed kan zingen.’ Derk zingt ook altijd mee als hij in de Paulus is. ‘Alleluja vind ik een heel mooi lied,’ zegt Derk, ‘en De steppe zal bloeien.’ Derk zingt ijverig het lied, maar daarna vertelt hij dat zijn favoriete moment in de mis eigenlijk de vredeswens is. Tijdens de mis neemt Derk dan ook ruimschoots de tijd om iedereen de hand te schudden. Helaas komt hij nu niet meer zo vaak in de Paulus als hij zou willen want de busverbinding tussen Tuindrop en Overvecht (waar hij woont) is enige tijd geleden opgeheven en dat maakt het allemaal wat lastig.
‘We hebben genoeg gekletst.’ besluit Derk na een uur praten en daar heeft hij ook wel een beetje gelijk in. Hij staat op, trekt zijn jas aan en nadat hij iedereen gedag heeft gezegd, loopt hij alleen naar huis. Daarmee toont Derk een mate van zelfstandigheid waar hij trots op mag zijn en die hij misschien nooit had kunnen bereiken als zijn ouders bijna 47 jaar geleden niet hadden besloten om hem zelf op te voeden.
“De Zaaier”
Kanarie
‘Ik heb niet het gevoel dat ik mijn bestaan zou moeten rechtvaardigen.’ zegt Stephens aan het eind zijn toespraak, ‘wij zijn de kanarie in de eugenetica-kolenmijn. Wij geven de wereld een kans om na te denken over een ethiek die wil bepalen welke mensen wel en niet een kans krijgen om te leven.’ Een leven met Downsyndroom is natuurlijk niet perfect, maar welk leven is dat wel? Wie ziet wat Derk allemaal met zijn leven heeft gedaan, wat hij allemaal heeft bereikt en wat hij betekent voor zijn ouders, zijn broer en zus en de mensen die van hem en zijn werk houden, kan niet ontkennen dat Derks leven inderdaad mooi en volwaardig is.
Tekst: Erik Hendrix
Op 15 augustus zal in het klooster te Sulaymaniyah het Vrouwenhuis officieel worden geopend. Daarvoor trekt bisschop Mirkis naar Sualyamniyah, maar niet alleen hij. Ook Patriarch Sako komt uit Bagdad over. Wat zeg ik, Patriarch Sako komt. Aartsbisschop Mirkis mag ook komen. Ik trouwens ook. Het was Patriarch Sako die als voorganger van bisschop Mirkis de Orde van Mar Musa te Syrië verzocht om in de oude Chaldeeuwse parochiekerk in de binnenstad een dependance te beginnen. 2010. De oorlog die in Syrië uitbrak verhaastte de beslissing, want de buitenlandse leden moesten uiteindelijk het land uit voor hun veiligheid. 2013 gingen Pater Jens Petzold, die 22 maart in Utrecht was, en Zr. Friederike Gräf naar Sulaymaniyah en begonnen het restauratiewerk, aangezien de kerk al enkele jaren leeg stond. Ooit leefden hier de christenen in een soort getto, maar bijna alle gezinnen verhuisden naar comfortabeler moderne woningen en daarvoor werd een nieuwe kerk gebouwd. Ze leven nu breed verspreid door de stad tussen hun moslimburen waarmee goede relaties zijn. Het klooster was opgeknapt, een denktank had een eerste weekend doorgebracht met de vraag wat de roeping van Christenen is in het huidige Irak en Midden Oosten, en toen bestormde ISIS Mosul. Van de honderdduizenden die vluchtten nam het klooster er drie jaar lang 258 op: families met veel kinderen. Het programma-in-opbouw verdween naar de achtergrond, alle programma ging nu rond deze families, waaronder taallessen: Koerdisch en Engels.
Na vertrek werd het huis wéér opgeknapt, de lessen werden uitgebreid met Arabisch, en aangeboden aan de hele stad en omgeving. Er is een huis bijgebouwd met vier leslokalen en een onderkomen voor de soldaten die dag en nacht waken over het klooster. En er is dus nu een Vrouwenhuis, zodat men met retraitegroepen kan beginnen. De kloosterhof zit elke middag vol met volwassenen in de pauzes van hun lessen. De leraren zijn van alle komaf: Koerd, Arabier, christen, moslim, Irakees, Syriër. De studenten ook. Twee weken geleden startte een nieuw programma, een pilot-project met deze docenten, voor een dialoogprogramma.
Dat wordt een programma met overnachtingen, zodat men enkele dagen kan werden. Daar is dat vrouwenhuis voor nodig, want in deze cultuur mogen ongehuwde mannen en vrouwen niet onder één dak slapen.
Wat heel leuk was, en onverwacht. Van de groep docentes in die drie dagen waren der drie moslima’s, die de tweede nacht besloten te blijven slapen, hoewel ze in Sulaymaniyah wonen. Ze wilden ook samen op één kamer. In dit land mogen mannen wel ’s avonds alleen gaan stappen, of met vrienden. Vrouwen niet. Ze grepen de kans van dit vrouwenhuis aan om eens een hele nacht met elkaar te kunnen „stappen”. Nog nooit hadden ze samen zo lange tijd doorgebracht. Alleen al daar is dat Vrouwenhuis dus goed voor.
In Kirkuk werden de eerste kleuters van de nieuwe kathedrale kleuterschool uitgezwaaid. Een Graduation met heuse Harvardpakjes en groot feest. Van de 8 kinderen komen er zes uit moslimgezinnen, daarom werd het feest voor de Ramadan uit gegeven, hoewel de school nog een maandje doorgaat.
ISIS heeft met voorkeur scholen vernield. Er is nu dus veel aandacht om scholen op te bouwen, al blijft de hulp van buiten maar mondjesmaat komen. In het bisdom is het de eerste prioriteit. Want als ouders merken dat er aan de toekomst van hun kinderen echt gewerkt wordt , dat de kansen op toekomst groeien, blijven degenen die er nu nog zijn. In meer sectoren is werkelijk hulp van buiten nodig, Irak is té stuk gemaakt vanaf 1991. De mensen zijn erg goed in het glans geven aan hun leven, waar maar mogelijk is zetten ze een feest op touw. Maar op enig moment moet er ook leven na het feest zijn. En dat is nog steeds moeizaam leven op veel punten.
Het programma van Sulaymaniyah kan wezenlijk bijdragen. Moslims en christenen zijn gelijkelijk beschadigd door 35 jaar oorlog. Als men dat durft te onderkennen, is er een sterke basis om samen op te bouwen.
Yosé Höhne Sparborth
Wilt u meer weten? Kom dan op 28 mei naar de informatiedag! Meer informatie hier.
Frans Joosten is secretaris van de personele unie van de samenwerkende parochies van Katholiek Utrecht en dat is geen eenvoudige opgave. Het katholieke geloof gaat namelijk door een van de zwaarste periodes in haar Utrechtse geschiedenis. Wie is deze man? En wat beweegt hem om zich in te zetten voor de kerk? Katholiekutrecht.nl sprak met Frans in het hartje van de stad.
“Het Domplein is voor mij eigenlijk dé plek van Utrecht, ten eerste omdat daar ooit het fort van de Romeinen heeft gestaan met de limes. Ten tweede omdat daar het christendom in Nederland is begonnen, met de Heilig Kruiskapel en de Salvatorkkerk, en daaronder misschien nog een veel oudere houten kapel van de Franken, uite de tijd van Willibrord.” Frans laat de limes, de oude noordgrens van het Romeinse rijk, zien die tegenwoordig met grote metalen platen in de bestrating van het Domplein is verwerkt. “Het is eigenlijk ook wel een mooi symbool,” gaat hij mijmerend verder, “de voormalige kathedraal die nu een protestantse kerk is en de resten van de oude kerken die onder de grond liggen – dat geeft aan dat de kerk toch altijd weer opstaat. Je kan er zand overheen gooien, je kan de stenen ervan kapot slaan, maar het gaat nooit helemaal weg.” Zo’n gedachte geeft natuurlijk houvast, zeker in deze stormachtige tijd voor de katholieke kerk van Utrecht, maar hoe ziet Frans de toekomst van de samenwerkende parochies? “Dan hoop ik dat er vooral heel veel nieuwe mensen bij zijn gekomen die op een hele nieuwe manier invulling gaan geven aan hun geloof. Vooral door dingen te doen en niet door alleen op zondag op die vaste plek in de banken te zitten, koffie te drinken en daarna tevreden naar huis. Dat is te schraal.” Daarmee snijdt Frans een belangrijk punt aan: veel te lang hebben katholieken achterover kunnen leunen in de wetenschap dat alles geregeld zou worden, maar die tijd is nu voorbij. “Na de ontzuiling was heel sterk de vraag wat het nog betekende om katholiek te zijn,” vervolgt hij, “we waren vooral nog katholiek in naam en in een aantal sacramentaliën, maar wat het nou werkelijk betekende om Christus te volgen … tja, dat is toch andere koek …”
Wat betekent het dan voor Frans om Christus te volgen? “Dat je voortdurend je handelen tracht te ijken op wat het Evangelie vraagt en dat is niet makkelijk. Soms lijkt het erop dat je een andere kant op wordt gedwongen, dan moet je je voortdurend afvragen: Is dit de weg die Christus van mij vraagt of ben ik op de verkeerde weg? Dat verbind ik in gebed met de vraag: Heer, leid mij op de juiste weg.” Frans legt uit dat hij zijn handelen en denken altijd op die manier probeert te toetsen. “Zoals Jezus in de woestijn werd beproefd, zo worden wij allemaal in het leven voortdurend beproefd. Dat is onze uitdaging.” Het is een gedachte die mooi overeenkomt met de vastentijd. “In Marcus gaat Jezus op een gegeven moment naar de dochter van Jaïrus en zegt hij dat ze slaapt. Soms slapen we allemaal en dan moeten we worden aangeraakt door Hem, opdat hij zegt: Sta op! Dan moet je gaan lopen en in actie komen.” Frans hoopt dat de kerk daar over een paar jaar is – dat ze wakker wordt, in actie komt en niet bij de pakken neer blijft zitten. “Zo kan de kerk uit de grond van het Domplein weer verrijzen,” gaat hij verder, “in een nieuwe vorm en misschien wel niet zo makkelijk meer te herkennen, maar wel gebouwd door mensen die zich geraakt weten door waar het eigenlijk om gaat.” Beschrijft Frans hier het scenario van de Utrechtse kerk in de post-christelijke samenleving? “Misschien een kleinere Kerk die minder zichtbaar is, maar die wel zichtbaar hándelt,” verduidelijkt hij meteen, “daar bedoel ik niet mee een heilige rest en dat is ook niet wat de bisschop daarmee bedoelt. Het is niet een groepje dat overblijft en braaf ja zegt, maar een groep die opstaat en dingen gaat ondernemen.”
Frans is een wiegkatholiek en in het Limburg waar hij vandaan kwam hadden zijn ouders zelf ook ooit in het parochiebestuur gezeten. Toen hij in Leiden ging studeren kwam het geloof aanvankelijk op een lager pitje te staan, maar toen hij in de jaren ’80 naar Utrecht kwam begon zijn kerkbezoek weer regelmatig te worden. Zo kwam hij uiteindelijk bij de Aloysiuskerk terecht. Dat was even wennen. De kerk was groot, vaak ook erg leeg en er was iedere keer een andere priester. Pas later leerde hij daar de waarde van inzien. “Op die manier krijg je veel meer verschillende invalshoeken,” legt hij uit, “Nico Harmsen, die toen in het bestuur zat, heeft dat destijds allemaal in de lucht gehouden.” Frans vertelt hoe iedereen toen een steentje bijdroeg en hoe onder andere pastor Rentinck (destijds vicaris generaal), pater Van Munster en pater Van den Bergh trouw de mis bleven vieren. “Ik kan mij nog heel goed een preek van pater Van den Bergh herinneren uit die periode,” gaat Frans verder, “hij vertelde een verhaal uit de tijd dat hij nog missioneerde – volgens mij ergens in Afrika – er brak daar een burgeroorlog uit en in het dorp waar hij toen was vluchtte iedereen de bergen in, maar zij bleven. Dat kleine groepje dat achterbleef besloot toen om iedere dag de klok te luiden voor de mis, ook al was er niemand meer. Maar toen de mensen later uit de bergen terugkwamen zeiden ze tegen hem “dat klokje heeft ons de hoop gegeven”. Die uiting van Godsvertrouwen gaf hen hoop, ze realiseerde zich daardoor: zij zijn er nog, we kunnen nog terug – het is niet voorbij. Toen zei Van den Bergh: Dames en heren, blijf het klokje luiden, want iemand hoort het.” Is dat wat Frans probeert te doen? “Ja, dat probeer ik wel,” lacht hij, “maar dan natuurlijk op mijn eigen manier.”
Tekst en foto’s: Erik Hendrix
Maandag | |
08.00 uur | Aloysius |
08.00 uur | Klooster Cenakel |
12.00 uur | Augustinus |
19.00 uur | Catharina |
1e maandag van de maand: 10:00 uur: Kapel Barbarabegraafplaats |
|
Dinsdag | |
08.00 uur | Aloysius |
08.00 uur | Klooster Cenakel |
09.00 uur | Rafaëlkerk |
09.30 uur | Dominicus – wereldwake |
12.00 uur | Augustinus |
19.00 uur | Catharina |
Woensdag | |
08.00 uur | Aloysius |
08.00 uur | Klooster Cenakel |
Woe 009.30 uur | Josephviering – kapel Zuster Augustinessen |
12.00 uur | Augustinus |
19.00 uur | Catharina |
1e woensdag van de maand: Rozenkrans om 19.00 uur in de Johannes-Bernardus. |
|
Donderdag | |
08.00 uur | Aloysius |
08.00 uur | Klooster Cenakel |
09.00 uur | Rafael |
12.00 uur | Augustinus |
Vrijdag | |
08.00 uur | Aloysius |
08.00 uur | Klooster Cenakel |
09.00 uur | Wederkomst des Heren ochtendgebed |
10:00 uur: | Dominicus |
12.00 uur | Augustinus |
18.00 uur | Augustinus: Ambrosiaanse vesper |
19.00 uur | Catharina |
1e Vrijdag van de maand
10.00 uur H. Mis (Josephgemeenschap) |
|
1e en 3e vrijdag van de maand: | |
20:00 uur: | San’Egidio, Augustinuskerk. |
Zaterdag | |
08.00 uur | Klooster Cenakel |
12.00 uur | Augustinus |
Adressen van de kerken
Aloysiuskerk
Adriaen van Ostadelaan 2
Sint Antoniuskerk
Kanaalstraat 198
Sint Augustinuskerk
Oudegracht 69
Sint Catharinakathedraal
Lange Nieuwstraat 36
Sint Dominicuskerk
Palestrinastraat 1
Johannes-Bernardus
Oranje Nassaulaan 2
Nicolaas-Monica-Jacobus (NMJ)
Boerhaaveplein 199
Sint Pauluskerk
Willem de Zwijgerplantsoen 19
Rafaëlkerk
Lichtenberchdreef 4
Wederkomst des Heren / “Buurthuis Bij Bosshardt”
Marco Pololaan 10
Parochiesecretariaat Utrecht
Adriaan van Ostadelaan 4
3581 AJ Utrecht
Openingstijden:
Maandag, Dinsdag & Donderdag: 10.00 – 15.30 uur
Vrijdag: 09.00 – 12.00 uur
Tel: 030 – 254 6147
E-mail: secretariaat@katholiekutrecht.nl
Katholiekutrecht is de website van de Sint Martinusparochie te Utrecht. De parochie bestaat uit elf geloofsgemeenschappen en negen locaties in de stad.
Adres centraal secretariaat
Adriaen van Ostadelaan 4
3583 AJ Utrecht
T: 030 – 254 6147
E: secretariaat@katholiekutrecht.nl
Bereikbaar
Maandag, Dinsdag en Donderdag: 10.00 – 15.30 uur
Vrijdag: 09.00 – 12.00 uur
Copyright: Katholieke Parochies Utrecht
Links | Privacybeleid | Website door: webheld.nl