display_image

Schamen

Mirjam van Noord groeit op in Oog in Al en gaat naar de Pauluskerk. Ze zingt in het jongerenkoor, ze is lid van het bestuur van het jongerenkoor en ze is lector. Ze zit nu in de vijfde op het Christelijk Gymnasium Utrecht en weet nog niet wat ze daarna wil studeren.

Op school komt de rooms-katholieke kerk niet vaak op een positieve manier in beeld. We leren over de Spaanse inquisitie, over kruistochten, over het pausdom dat een ‘speelbal van de adel’ zou zijn geweest en over de manieren waarop het christendom werd verspreid. Ik vind het jammer, want ik merk aan mezelf – en bij anderen – dat we ons op een of andere manier schamen om het geloof.

 

Hoewel ik naar een christelijke school ga, weet elke leerling dat je niet moet rondbazuinen dat je gelovig bent of gelovig bent opgevoed. Geloven in God is raar. Dat God niet zou bestaan is voor gymnasiasten wellicht een erg aannemelijke gedachte. We leren eerst over de Griekse en Romeinse goden die niet bestaan; dat zijn enkel mythes. Waarom zou die christelijke God dan wél bestaan?

 

Daarna leren we alles over de evolutietheorie en dat elk verschijnsel natuurlijk te verklaren is. Dat er een grote macht zou zijn die hemel en aarde gemaakt heeft, klinkt dan niet meer logisch.

Of God bestaat, durf ik niet met 100% zekerheid te zeggen. Maar als je het mij vraagt, gaat godsdienst niet over verklaren maar over geloven. Ik zie in mijn eigen gemeenschap dat mensen een vriend hebben in God. Dat zij liefde vinden door God. Dat zij steun kunnen vinden in hun geloof. Of God de mens geschapen heeft, is voor mij dan niet meer belangrijk. Dat is wat mij betreft niet de essentie van het christendom.

Waar het om draait, is het omzien naar elkaar, het vormen van één gemeenschap, je naasten liefhebben, zorgen voor de wereld. Door het christendom leren we dat het belangrijk is rekening te houden met elkaar. Dat we houden van de wereld en dat we samen proberen die wereld mooier te maken. De kerk is een plek waar liefde in overvloed is. Ikzelf heb er niet alleen vriendschappen gevonden, maar ook een thuis.

Waarom zouden we ons daarvoor moeten schamen?

derk

Het werk van Derk

‘Ik ben een man met het syndroom van Down en mijn leven is het waard om te leven.’ Iets meer dan een jaar geleden sprak Frank Stephens deze woorden voor het Amerikaanse congres in Capitol Hill in Washington. Het filmpje op werd een wereldwijde hit met meer dan 96.000 likes op Facebook. In zijn betoog uit Stephens zijn bezorgdheid over het feit dat IJsland en Denemarken nu vrijwel volledig ‘down-vrij’ zijn. Ook in de Verenigde Staten wordt nu bijna 85% van de zwangerschappen met Downsyndroom baby’s voortijdig beëindigd. En dat terwijl ook Down-kinderen en -volwassenen een mooi en volwaardig kunnen leven leiden. In onze eigen parochie hebben we daar levend bewijs van: Derk Wessels (1972). Wessels is kunstenaar en parochiaan van de Pauluskerk in Tuindorp. Een gesprek met Wessels en zijn ouders, Peter en Trees, over zijn leven en werk.

Toen Derk bijna 47 jaar geleden werd geboren, was het nog helemaal niet vanzelfsprekend dat hun ouders zelf voor de opvoeding van hun Down-kind zorgden. Derk was nog maar net geboren toen zijn ouders door de huisarts werd aangeraden om hem meteen op een lijst voor een instelling te zetten. Volgens hem was het veel te moeilijk om zo’n kind zelf op te voeden. Toch besloten zijn ouders om dat advies niet op te volgen. Zo had Derk het geluk om in een normale omgeving op te groeien en was hij zelfs het eerste Down-kind in Nederland dat gewoon naar de lagere school ging. Toen allesbehalve vanzelfsprekend.

Katten

Op de speciale school waar hij eerst heen ging viel Derk niet op, maar op de gewone lagere school werd hij wel gezien. ‘Dat was bij juf Dorothee!’ vult Derk snel aan terwijl hij rondgaat met een schaal koekjes. Het was op die lagere school dat Derk begon te tekenen. Vooral met potlood, maar later ook met krijt. Eerst viel het niet op dat Derk talent had, maar het was wel duidelijk dat zijn tekeningen erg sterk waren. Toen hij in die periode een keer bij zijn juf bleef logeren, tekende hij haar katten. Die tekening vond zijn juf toen zo mooi dat ze ‘m liet inlijsten. En zo merkten ook zijn ouders voor het eerst op dat Derk talent had.

Corneille

Na de basisschool kwam Derk op de Daalse Hoek in Maarssen terecht. Daar werkten toen verschillende begeleiders met een kunstzinnige achtergrond. Via hen kon er een atelier geregeld worden waar Derk echt aan de slag kon, maar daar moest hij wel eerst een proeve van bekwaamheid voor doen. Toen Derk in het atelier de met verf besmeurde werkjassen zag hangen, deed hij er meteen één aan en de kunstenaar was geboren. Tot ieders verbazing wilde hij schilderen en dat terwijl hij eerder vooral met potlood had gewerkt. Toen moeder Trees hem later die dag kwam halen werd opgemerkt dat zijn stijl op die van Corneille leek. De begeleider liet haar het na het andere schilderij zien. Het was wel duidelijk dat Derk mocht blijven. Het zou het begin worden van een mooie schilderscarrière. ‘Maandag, dinsdag en woensdag ga ik naar het atelier’, legt Derk uit, maar schilderen is niet het enige wat hij daar doet. Hij maakt ook linosneden en soms schrijft hij zelfs verhalen. Eén van die verhalen, een kinderboek genaamd ‘Bob is de weg kwijt’, werd gepubliceerd met Dirks eigen illustraties.

Dit is Bob de walvis.
Hij bibbert.
Hij is bang.
Bob is dronken van de zee.
Hij gaat heel langzaam.
Hij is de weg kwijt.
Andere dieren ziet hij niet.
Bob wil naar huis.
– Derk Wessels in “Bob is de weg kwijt”

De Vogel

Op tafel ligt nog een ander dik boek met in blauwe letters de woorden ‘Werk van Derk’. Het is een prachtig overzicht van een keuze uit zijn oeuvre. Op één van de eerste pagina’s staat een foto van Derk in een mooi pak met een lintje op zijn borst. Is Derk dan soms een ridder? Hij knikt. ‘Ja, van Oranje-Nassau!’, voegt hij er snel aan toe. Het ridderschap wordt alleen toegekend aan mensen die ook in het buitenland bekend zijn. Omdat het werk van Derk zelfs in Japan hangt, kwam hij voor die onderscheiding in aanmerking. Maar ook dichterbij huis is het werk van Derk te bewonderen, bijvoorbeeld in het Outsider Art Museum, in een vleugel van de Hermitage in Amsterdam. Maar ook in onze eigen stad Utrecht is zijn werk te bewonderen. Zo maakte graffitikunstenaar JanIsDeMan in december vorig jaar een kolossale wandtekening van ‘De Vogel’, van een werk van Dirk. Het is te zien aan op de zijmuur van het pand aan de Lauwerecht 55. ‘Deze gast maakt hele vette dingen’, merkte JanIsDeMan op in een uitzending van RTV Utrecht, ‘Heel anders dan wat ik normaal maak: veel dikke lijnen. Heldere vormen. Heerlijk!’

Derk Wessels versus JanIsDeMan

Mystieke intuïtie

Maar wat is eigenlijk Derks favoriete schilderij? ‘De Sprong!’ roept Derk meteen uit. Hij laat een felgekleurd schilderij zien waarin een man met een enorme sprong over zowel huizen als bomen door de lucht heen suist. Het is een symbool voor de nieuwe levensfase; een verhuizing, een huwelijk, een kind of een nieuwe baan. Volgens Julia Dotulong, die een prachtige introductie voor het boek schreef, zijn het vooral de rituelen en taferelen die Derk waarneemt. Vader Peter vertelt dat Derk een mystieke intuïtie heeft. ‘Derk komt heel graag bij Stonehenge,’ legt hij uit, ‘dat is één van zijn favoriete plekken.’ Derks mysticisme komt dan ook in zijn werk tot uitdrukking, bijvoorbeeld bij ‘De Zaaier’ een schilderij dat op een verjaardagskaart van de Pauluskerk staat. Op de kaart is de zaaier te zien die gele zaadjes uitstrooit over de akkers, maar wat opvalt is dat het zaad ook in zijn mond zit. Zo weet Derk op een unieke manier een Bijbelse wijsheid tot uitdrukking te brengen, want het zaad dat het Evangelie is kunnen we met de mond verspreiden door erover te praten.

“De Sprong”

Vredesgroet

Derk komt dan ook graag met zijn ouders in de kerk. ‘Ik vind de Pauluskerk een hele grote kerk,’ legt Derk uit, ‘met mooie kaarsen en een koor dat heel goed kan zingen.’ Derk zingt ook altijd mee als hij in de Paulus is. ‘Alleluja vind ik een heel mooi lied,’ zegt Derk, ‘en De steppe zal bloeien.’ Derk zingt ijverig het lied, maar daarna vertelt hij dat zijn favoriete moment in de mis eigenlijk de vredeswens is. Tijdens de mis neemt Derk dan ook ruimschoots de tijd om iedereen de hand te schudden. Helaas komt hij nu niet meer zo vaak in de Paulus als hij zou willen want de busverbinding tussen Tuindrop en Overvecht (waar hij woont) is enige tijd geleden opgeheven en dat maakt het allemaal wat lastig.

‘We hebben genoeg gekletst.’ besluit Derk na een uur praten en daar heeft hij ook wel een beetje gelijk in. Hij staat op, trekt zijn jas aan en nadat hij iedereen gedag heeft gezegd, loopt hij alleen naar huis. Daarmee toont Derk een mate van zelfstandigheid waar hij trots op mag zijn en die hij misschien nooit had kunnen bereiken als zijn ouders bijna 47 jaar geleden niet hadden besloten om hem zelf op te voeden.

“De Zaaier”

Kanarie

‘Ik heb niet het gevoel dat ik mijn bestaan zou moeten rechtvaardigen.’ zegt Stephens aan het eind zijn toespraak, ‘wij zijn de kanarie in de eugenetica-kolenmijn. Wij geven de wereld een kans om na te denken over een ethiek die wil bepalen welke mensen wel en niet een kans krijgen om te leven.’ Een leven met Downsyndroom is natuurlijk niet perfect, maar welk leven is dat wel? Wie ziet wat Derk allemaal met zijn leven heeft gedaan, wat hij allemaal heeft bereikt en wat hij betekent voor zijn ouders, zijn broer en zus en de mensen die van hem en zijn werk houden, kan niet ontkennen dat Derks leven inderdaad mooi en volwaardig is.

Tekst: Erik Hendrix

S1440007

Nieuws uit Kirkuk

Op 15 augustus zal in het klooster te Sulaymaniyah het Vrouwenhuis officieel worden geopend. Daarvoor trekt bisschop Mirkis naar Sualyamniyah, maar niet alleen hij. Ook Patriarch Sako komt uit Bagdad over. Wat zeg ik, Patriarch Sako komt. Aartsbisschop Mirkis mag ook komen. Ik trouwens ook. Het was Patriarch Sako die als voorganger van bisschop Mirkis de Orde van Mar Musa te Syrië verzocht om in de oude Chaldeeuwse parochiekerk in de binnenstad een dependance te beginnen. 2010. De oorlog die in Syrië uitbrak verhaastte de beslissing, want de buitenlandse leden moesten uiteindelijk het land uit voor hun veiligheid. 2013 gingen Pater Jens Petzold, die 22 maart in Utrecht was, en Zr. Friederike Gräf naar Sulaymaniyah en begonnen het restauratiewerk, aangezien de kerk al enkele jaren leeg stond. Ooit leefden hier de christenen in een soort getto, maar bijna alle gezinnen verhuisden naar comfortabeler moderne woningen en daarvoor werd een nieuwe kerk gebouwd. Ze leven nu breed verspreid door de stad tussen hun moslimburen waarmee goede relaties zijn. Het klooster was opgeknapt, een denktank had een eerste weekend doorgebracht met de vraag wat de roeping van Christenen is in het huidige Irak en Midden Oosten, en toen bestormde ISIS Mosul. Van de honderdduizenden die vluchtten nam het klooster er drie jaar lang 258 op: families met veel kinderen. Het programma-in-opbouw verdween naar de achtergrond, alle programma ging nu rond deze families, waaronder taallessen: Koerdisch en Engels.

Na vertrek werd het huis wéér opgeknapt, de lessen werden uitgebreid met Arabisch, en aangeboden aan de hele stad en omgeving. Er is een huis bijgebouwd met vier leslokalen en een onderkomen voor de soldaten die dag en nacht waken over het klooster. En er is dus nu een Vrouwenhuis, zodat men met retraitegroepen kan beginnen. De kloosterhof zit elke middag vol met volwassenen in de pauzes van hun lessen. De leraren zijn van alle komaf: Koerd, Arabier, christen, moslim, Irakees, Syriër. De studenten ook. Twee weken geleden startte een nieuw programma, een pilot-project met deze docenten, voor een dialoogprogramma.

Dat wordt een programma met overnachtingen, zodat men enkele dagen kan werden. Daar  is dat vrouwenhuis voor nodig, want in deze cultuur mogen ongehuwde mannen en vrouwen niet onder één dak slapen.

Wat heel leuk was, en onverwacht. Van de groep docentes in die drie dagen waren der drie moslima’s, die de tweede nacht besloten te blijven slapen, hoewel ze in Sulaymaniyah wonen. Ze wilden ook samen op één kamer. In dit land mogen mannen wel ’s avonds alleen gaan stappen, of met vrienden. Vrouwen niet. Ze grepen de kans van dit vrouwenhuis aan om eens een hele nacht met elkaar te kunnen „stappen”. Nog nooit hadden ze samen zo lange tijd doorgebracht. Alleen al daar is dat Vrouwenhuis dus goed voor.

In Kirkuk werden de eerste kleuters van de nieuwe kathedrale kleuterschool uitgezwaaid. Een Graduation met heuse Harvardpakjes en groot feest. Van de 8 kinderen komen er zes uit moslimgezinnen, daarom werd het feest voor de Ramadan uit gegeven, hoewel de school nog een maandje doorgaat.

ISIS heeft met voorkeur scholen vernield. Er is nu dus veel aandacht om scholen op te bouwen, al blijft de hulp van buiten maar mondjesmaat komen. In het bisdom is het de eerste prioriteit. Want als ouders merken dat er aan de toekomst van hun kinderen echt gewerkt wordt , dat de kansen op toekomst groeien, blijven degenen die er nu nog zijn. In meer sectoren is werkelijk hulp van buiten nodig, Irak is té stuk gemaakt vanaf 1991. De mensen zijn erg goed in het glans geven aan hun leven, waar maar mogelijk is zetten ze een feest op touw. Maar op enig moment moet er ook leven na het feest zijn. En dat is nog steeds moeizaam leven op veel punten.

Het programma van Sulaymaniyah kan wezenlijk bijdragen. Moslims en christenen zijn gelijkelijk beschadigd door 35 jaar oorlog. Als men dat durft te onderkennen, is er een sterke basis om samen op te bouwen.

Yosé Höhne Sparborth

Wilt u meer weten? Kom dan op 28 mei naar de informatiedag! Meer informatie hier.

IMG_20190205_122831829_HDR

“Blijf het klokje luiden”

Frans Joosten is secretaris van de personele unie van de samenwerkende parochies van Katholiek Utrecht en dat is geen eenvoudige opgave. Het katholieke geloof gaat namelijk door een van de zwaarste periodes in haar Utrechtse geschiedenis. Wie is deze man? En wat beweegt hem om zich in te zetten voor de kerk? Katholiekutrecht.nl sprak met Frans in het hartje van de stad.

“Het Domplein is voor mij eigenlijk dé plek van Utrecht, ten eerste omdat daar ooit het fort van de Romeinen heeft gestaan met de limes. Ten tweede omdat daar het christendom in Nederland is begonnen, met de Heilig Kruiskapel en de Salvatorkkerk, en daaronder misschien nog een veel oudere houten kapel van de Franken, uite de tijd van Willibrord.” Frans laat de limes, de oude noordgrens van het Romeinse rijk, zien die tegenwoordig met grote metalen platen in de bestrating van het Domplein is verwerkt. “Het is eigenlijk ook wel een mooi symbool,” gaat hij mijmerend verder, “de voormalige kathedraal die nu een protestantse kerk is en de resten van de oude kerken die onder de grond liggen – dat geeft aan dat de kerk toch altijd weer opstaat. Je kan er zand overheen gooien, je kan de stenen ervan kapot slaan, maar het gaat nooit helemaal weg.” Zo’n gedachte geeft natuurlijk houvast, zeker in deze stormachtige tijd voor de katholieke kerk van Utrecht, maar hoe ziet Frans de toekomst van de samenwerkende parochies? “Dan hoop ik dat er vooral heel veel nieuwe mensen bij zijn gekomen die op een hele nieuwe manier invulling gaan geven aan hun geloof. Vooral door dingen te doen en niet door alleen op zondag op die vaste plek in de banken te zitten, koffie te drinken en daarna tevreden naar huis. Dat is te schraal.” Daarmee snijdt Frans een belangrijk punt aan: veel te lang hebben katholieken achterover kunnen leunen in de wetenschap dat alles geregeld zou worden, maar die tijd is nu voorbij. “Na de ontzuiling was heel sterk de vraag wat het nog betekende om katholiek te zijn,” vervolgt hij, “we waren vooral nog katholiek in naam en in een aantal sacramentaliën, maar wat het nou werkelijk betekende om Christus te volgen … tja, dat is toch andere koek …”

Wat betekent het dan voor Frans om Christus te volgen? “Dat je voortdurend je handelen tracht te ijken op wat het Evangelie vraagt en dat is niet makkelijk. Soms lijkt het erop dat je een andere kant op wordt gedwongen, dan moet je je voortdurend afvragen: Is dit de weg die Christus van mij vraagt of ben ik op de verkeerde weg? Dat verbind ik in gebed met de vraag: Heer, leid mij op de juiste weg.” Frans legt uit dat hij zijn handelen en denken altijd op die manier probeert te toetsen. “Zoals Jezus in de woestijn werd beproefd, zo worden wij allemaal in het leven voortdurend beproefd. Dat is onze uitdaging.” Het is een gedachte die mooi overeenkomt met de vastentijd. “In Marcus gaat Jezus op een gegeven moment naar de dochter van Jaïrus en zegt hij dat ze slaapt. Soms slapen we allemaal en dan moeten we worden aangeraakt door Hem, opdat hij zegt: Sta op! Dan moet je gaan lopen en in actie komen.” Frans hoopt dat de kerk daar over een paar jaar is – dat ze wakker wordt, in actie komt en niet bij de pakken neer blijft zitten. “Zo kan de kerk uit de grond van het Domplein weer verrijzen,” gaat hij verder, “in een nieuwe vorm en misschien wel niet zo makkelijk meer te herkennen, maar wel gebouwd door mensen die zich geraakt weten door waar het eigenlijk om gaat.” Beschrijft Frans hier het scenario van de Utrechtse kerk in de post-christelijke samenleving? “Misschien een kleinere Kerk die minder zichtbaar is, maar die wel zichtbaar hándelt,” verduidelijkt hij meteen, “daar bedoel ik niet mee een heilige rest en dat is ook niet wat de bisschop daarmee bedoelt. Het is niet een groepje dat overblijft en braaf ja zegt, maar een groep die opstaat en dingen gaat ondernemen.”

Frans is een wiegkatholiek en in het Limburg waar hij vandaan kwam hadden zijn ouders zelf ook ooit in het parochiebestuur gezeten. Toen hij in Leiden ging studeren kwam het geloof aanvankelijk op een lager pitje te staan, maar toen hij in de jaren ’80 naar Utrecht kwam begon zijn kerkbezoek weer regelmatig te worden. Zo kwam hij uiteindelijk bij de Aloysiuskerk terecht. Dat was even wennen. De kerk was groot, vaak ook erg leeg en er was iedere keer een andere priester. Pas later leerde hij daar de waarde van inzien. “Op die manier krijg je veel meer verschillende invalshoeken,” legt hij uit, “Nico Harmsen, die toen in het bestuur zat, heeft dat destijds allemaal in de lucht gehouden.” Frans vertelt hoe iedereen toen een steentje bijdroeg en hoe onder andere pastor Rentinck (destijds vicaris generaal), pater Van Munster en pater Van den Bergh trouw de mis bleven vieren. “Ik kan mij nog heel goed een preek van pater Van den Bergh herinneren uit die periode,” gaat Frans verder, “hij vertelde een verhaal uit de tijd dat hij nog missioneerde – volgens mij ergens in Afrika – er brak daar een burgeroorlog uit en in het dorp waar hij toen was vluchtte iedereen de bergen in, maar zij bleven. Dat kleine groepje dat achterbleef besloot toen om iedere dag de klok te luiden voor de mis, ook al was er niemand meer. Maar toen de mensen later uit de bergen terugkwamen zeiden ze tegen hem “dat klokje heeft ons de hoop gegeven”. Die uiting van Godsvertrouwen gaf hen hoop, ze realiseerde zich daardoor: zij zijn er nog, we kunnen nog terug – het is niet voorbij. Toen zei Van den Bergh: Dames en heren, blijf het klokje luiden, want iemand hoort het.” Is dat wat Frans probeert te doen? “Ja, dat probeer ik wel,” lacht hij,  “maar dan natuurlijk op mijn eigen manier.”

Tekst en foto’s: Erik Hendrix

sacred-heart-hridaya

Dat het brandt in mijn hart

Regelmatig zal u op katholiekutrecht.nl een korte overweging kunnen lezen over het Emmaüs verhaal in het kader van de pastorale visie. Deze week is het woord: pastor Gérard Martens.

Lucas 24, 29

‘Brandde ons hart niet in ons, terwijl Hij onderweg met ons sprak en ons de Schriften ontsloot?’

Met elkaar lezen, je verdiepen in een stukje uit de Bijbel. Delen wat het je doet, de herinneringen die boven komen en de vragen die opgeroepen worden … de gedachten die door je hoofd spelen … In mijn ervaring wordt het altijd een boeiend gesprek en meer nog, het is alsof er iets wonderlijks gebeurt. Je komt tot een dieper inzicht en aanvoelen van de tekst dan je ooit zelf had kunnen bedenken; alsof er ongezien nog iemand meepraat en inspireert …

Laten we meer samen lezen in de Schrift … dat het brandt in mijn hart, in jouw hart … hemelse wijsheid.

Was Jezus (even) bij ons?

Pastor Gérard Martens

S1120068

Wederopbouw in Noord Irak

De mensen durven het nog niet echt hardop te zeggen, maar er leeft hoop. Hoop dat het eindelijk allemaal voorbij is, alle ellende die buitenlanden over hen uitstulpten. In Irak kwam het niet tot een burgeroorlog, alle groepen zochten elkaar voortdurend op, om dat te verhinderen. Het is ze gelukt, en zo gaat ook het opbouwen relatief gezamenlijk. De groepen staan niet scherp tegenover elkaar, al valt er hier en daar best wel wat te verzoenen. En in enkele regio’s zijn kleine milities die nog voor onrust zorgen: sjiieten, die het meeste onder ISIS leden.

Er leeft dus hoop. Bisschop Mirkis toonde die hoop altijd al door te bouwen waar dat nodig was. Bouwen als pastoraat van hoop. In een buitenwijk van Kirkuk begon het bisdom 3 jaar geleden met de bouw van een school, gemeenschapsruimte (en nieuwe kerk in toekomst). Dit vanwege de enorme volksverhuizingen die gaande waren richting Kirkuk. De gelden waren er, mooie plannen, de regering had grond cadeau gedaan en wacht nu op de school – bij een hele nieuwe woonwijk.

De school zou dit jaar 2019 klaar moeten komen. Zusters uit India nemen de verantwoordelijkheid. Mirkis had voorzien, dat de bouwmaterialen ooit duurder zouden worden na ISIS. Met een cementfabriek heeft hij indertijd gedeald dat ze voor de prijs van toen zouden blijven leveren.

Maar ja, rond Mosul wordt dus druk gebouwd. Het laatste jaar zijn de prijzen verdubbeld. Dus voor de afwerking van de school – een dubbelschool, van 6 – 18 jaar, zijn de prijzen ook meer dan verdubbeld, en is er ineens een gat in de kas. Nog zo’n $700.000 moet nu gevonden worden.

Het bisdom hielp de Yezidi studenten, omdat die door niemand werden geholpen. Die zitten in Bashiqa, ver van Mosul, omdat een bisschop in Mosul hen niet in „zijn” christelijke regio wenste. Een jaar lang heeft het bisdom het volgehouden hen maandelijks fors te helpen, dat ging de laatste maanden op het tandvlees, maar steun uit Nederland heeft hem nog twee maanden verder geholpen. Het studiejaar kon worden afgemaakt.  De coördinator weet precies wie van die Yezidi de meeste nood hebben. Dus zodra er geld komt uit buitenlanden voor de studenten, wordt het vanaf de armsten verdeeld tot het op is.

Want ook: sinds 2017 ISIS werd verdreven menen buitenlanden dat alles nu in orde is. Probleem over, hulp stopt. Er komt weinig hulp voor de wederopbouw. Sterker nog: de regio die de meeste vluchtelingen opving krijgt nu vrijwel geen steun meer.

Mosul is platgebombardeerd, de huizen in de omringende dorpen zijn door ISIS gestript tot en met de elektrische bedradingen, deuren, vensters. Er moet dus wat hersteld worden. Mensen wonen nu in halve ruïnes, en wie wat geld heeft knapt wat op. Rond Mosul leeft veel nog in tenten, omdat er in Mosul nauwelijks te wonen valt. In ons bisdom, aan de oostkant van Irak, wordt vooral gebouwd aan toekomst. Door de enorme volksbewegingen zijn er nieuwe voorzieningen nodig. En het klooster te Sulaymaniyah verzamelt al die groepen, zodat ze elkaar kennen en samenwerken. Bouwen aan toekomst. Hoop.

Utrecht zal in de Vastentijd voor de Yezidi studenten geld verzamelen.

Yosé Höhne Sparborth

Saint_Augustine_by_Philippe_de_Champaigne

Heilige woede – 2

Regelmatig zal u op katholiekutrecht.nl een korte overweging kunnen lezen over het Emmaüs verhaal in het kader van de pastorale visie. Deze week is het woord: Julia van Wel.

Lucas 24, 29

Ik ben lid van de lekenbeweging Familia Augustiniana Nederland. Een lid uit België was eens verrast toen hij tijdens de toneelvoorstelling ‘Marx’ de acteur Johan Heldenbergh Augustinus hoorde citeren: “De hoop heeft twee prachtige dochters: moed en woede. Woede om hoe de dingen gaan en moed om ze te veranderen.” En de acteur voegde daaraan toe: “Woede om onrecht is de hoogste vorm van liefde”.

Heet dit nu ‘religie ook buiten de kerk’, of ‘kerk in de wereld van vandaag’? In ieder geval: ‘heilige woede’: een belangrijk begrip voor elke christen en andersgelovige, anno 2018.

Julia van Wel

poster

Het sacrament van barmhartigheid

Naar de biecht gaan … Soms willen we wel, maar een deel van ons blijft toch onwillig of zelfs bang voor het sacrament. Behalve een gevoel van schaamte kunnen we ook gewoon vergeten zijn hoe we precies moeten biechten. Voor degene die God om vergeving willen vragen in het sacrament van boete en verzoening is hier een klein stappenplan.

Stap 1: Het gewetensonderzoek

Dit is het meest noodzakelijke deel van de biecht. Voordat u namelijk kan biechten moet je weten wat voor zonden u hebt begaan. Normaal gesproken gaat iemand naar de biecht en vertelt de priester zijn of haar zonden vanaf de vorige biecht. Maar als dat 20 jaar geleden is, dan kan dat wel eens lastig worden.

Over het algemeen onthouden wij alleen de “grote” zonden. Als u hulp nodig heeft bij het gewetensonderzoek kan u hier een handleiding vinden van de abdij van Tonerlo. Wanneer u uw zonden aan de priester vertelt, noem dan de zonde en het aantal keer dat u die heeft begaan (of anders een algemene schatting, bijvoorbeeld: “ik ben al 20 jaar niet naar de mis gegaan”).

Bedenk dat de priester al deze zondes al een keer heeft gehoord en dat hetgeen u opbiecht hem niet zal verrassen of choqueren.

Naar de biecht gaan is net als naar de dokter gaan: Als u niet goed uitlegt waar je arm pijn doet, zal de dokter nooit de juiste diagnose kunnen maken en de juiste behandeling voorschrijven. Dit geldt ook voor de biecht, als u een zonde niet opbiecht kan de priester u er ook geen absolutie voor geven.

Stap 2: Zoek de biechttijden op of maak een afspraak met uw priester

Soms, als het al een lange tijd geleden is, kan u waarschijnlijk het best een afspraak maken met uw lokale priester. Als u die priester echter niet kent kan de drempel erg hoog zijn. In dat geval is de anonimiteit van een biechtstoel misschien wenselijk. Zoek hiervoor de vaste biechttijden op van de kerk waar u heen wilt gaan. In Utrecht is er vaste biechtgelegenheid in de Catherinakathedraal en de Gerardus Majella, voor een afspraak kan u bellen met het centraal secretariaat.

Stap 3: Ga de biechtstoel of biechtkamer in en biecht uw zonden op

In sommige gemeenschappen gebruikt men de biechtstoel niet meer, of is het een optie die samen met een biechtkamer wordt aangeboden. Voor aanvang van de biecht zegt de priester eerst: “In de naam van de Vader, en de Zoon, en de Heilige Geest. Amen.” Dan is het uw beurt om te praten. Als het al een tijd geleden is dat u naar de biecht bent geweest is het goed om dat eerst even te zeggen, iets in de trant van: “Eerwaarde, dit is mijn eerste biecht sinds X jaar”. Dan kan u uw zonden opbiechten. Als u bang bent dat u niet alles kan onthouden kunt u een briefje meenemen als geheugensteun.

Stap 4: Luister naar de troostende woorden van de priester en bid een akte van berouw

De priester zal op uw biecht reageren op een manier die u moeten bemoedigen op uw weg door het leven. Vervolgens geeft hij u een “penitentie”. Dat kan het opzeggen van een aantal gebeden zijn of het lezen van een Bijbelpassage met daarbij een overweging. Hierna heeft u de gelegenheid om een akte van berouw te bidden, dat is een gebed waar u de spijt over uw zonde uitdrukt tegenover God. Vaak is het gebed wel ergens te vinden in de biechtstoel, maar als u het niet meer kan herinneren kan u altijd de priester om hulp vragen. Over het algemeen worden hiervoor twee gebeden gebruikt:

Ik belijd voor de Almachtige God, en voor U allen
dat ik gezondigd heb,
in woord en gedachte,
in doen en laten,
door mijn schuld, door mijn schuld, door mijn grote schuld.
Daarom smeek ik de Heilige Maria, altijd maagd,
alle engelen en heiligen,
en U broeders en zusters,
voor mij te bidden tot de Heer onze God.

of:

Barmhartige God,
Ik heb spijt over mijn zonden,
omdat ik Uw straffen heb verdiend,
maar vooral omdat ik U, mijn grootste weldoener
en het hoogste Goed heb beledigd.
Ik verfoei al mijn zonden en beloof
met de hulp van Uw genade mijn leven te beteren
en niet meer te zondigen.
– Heer, wees mij zondaar genadig

Stap 5: Koester de barmhartigheid van God en maak uw penitentie

Ga hierna een ogenblik in de kerk zitten en dank God voor zijn vergevingsgezindheid. Hij heeft zojuist al uw zonden uitgewist! Ze zijn weg, ze zijn u niet meer tot last. Laat Gods vrede over u heen komen in dankbaarheid en maak de penitentie die u van de priester hebt gekregen. Hernieuw uw toewijding om Christus te volgen en begin een nieuw hoofdstuk in uw leven. God schenkt altijd vergeving aan hen die oprecht berouw hebben. Vertrouw in zijn barmhartigheid.

Bron: Aleteia

Portrait of angry young woman

Heilige woede – 1

In onze nieuwe rubriek zal u op katholiekutrecht.nl regelmatig een korte overweging kunnen lezen over het Emmaüs verhaal in het kader van de pastorale visie. Deze week is het woord: Julia van Wel.

Lucas 24, 29

Spreker op de Ontmoetingsdag Geloofsgemeenschappen in vrij verband op 6 oktober in De Boskapel in Nijmegen, was Thomas Quartier, een ‘liberaal anarchistische’ benedictijn, woonachtig in Doetinchem. Het klooster is een oefenschool voor ontvankelijkheid en dienen van God. Daar gaat het om. Kleine gemeenschappen moeten blijven vasthouden aan hun idealisme. Ook zij kunnen ‘kiemcellen’ zijn om je woede te heiligen, en daardoor God te dienen. Dankzij de werkverdeling in Doetinchem, kan Thomas het ‘anarchistisch christendom’ de wereld inbrengen. Als je je woede heiligt en ‘naar boven opengaat’, dan verruimt je hart zich en kun je God dienen.

Julia van Wel

47430539_908598442666845_6769221384548646912_n

Luisteren met je hart

Als internetpastor probeert de Jezuïet Nikolaas Sintobin binnen de digitale omgeving het Evangelie te verkondigen. Een paar jaar geleden begon hij voor het Platform voor Ignatiaanse Spiritualiteit met het project Bidden Onderweg. Volgens Sintobin is gebed niets minder dan zuurstof voor het geloofsleven. Toch vinden veel katholieken het moeilijk om tijd te vinden voor gebed. Reden voor katholiekutrecht.nl om eens met Sintobin te praten.

Bidden Onderweg is een website met bijbehorende apps voor iOS en Android waar elke dag nieuwe podcasts worden uitgebracht” legt Sintobin uit. “Een podcast is eigenlijk een radio-uitzending die je op ieder moment van de dag kunt beluisteren. De podcasts duren ongeveer tussen de 10 en 12 minuten en je kan ernaar luisteren op je telefoon of via je PC.” Volgens Sintobin zijn de uitzendingen korte meditaties op de lezing van de dag. In die uitzendingen worden onder muzikale begeleiding enkele opstapjes aangeboden om aan de hand van de tekst zelf te gaan bidden. Sintobin: “Bij deze meditaties gaat het niet om een intellectuele bezigheid waarin je de tekst gaat analyseren, het is dus écht bidden.”

Maar wat betekent dat dan, écht bidden? “Het gaat erom dat je naar de tekst leert luisteren met je hart,” legt Sintobin uit, “dat je de tekst echt laat binnenkomen en probeert te zien wat het met jou persoonlijk doet. Bij gebed ben je eigenlijk je diepere zelf aan het openen voor Gods aanwezigheid.” Volgens Sintobin heeft bidden vooral te maken met het affectieve, dat wil zeggen: het gevoelsmatige. “Dat betekent niet dat het verstand uitgeschakeld hoeft te worden,” vult Sintobin snel aan, “maar het gaat in de eerste plaats over een ontmoeting, een openstellen van je diepste diepste kern voor Gods aanwezigheid. Je diepste kern is niet een rationele kern, het gaat eerder over je gevoelens en ervaringen.” Sintobin praat onder andere over de betekenis van persoonlijke verlangens, droefheid en frustraties. Maar wat gebeurt er dan eigenlijk als je op die manier gaat bidden? Sintobin: “Dat is onvoorspelbaar, er kan veel gebeuren, maar er kan ook niets gebeuren. Het eigenlijk het onderhouden van een liefdesrelatie, een vriendschapsrelatie met God en daarin deel je met hem alles wat er in je leven gebeurt.”

De Bijbel is echter al duizenden jaren oud, hoe kunnen die oude teksten dan toch persoonlijk worden? “Als christenen geloven wij dat Jezus leeft en dat hij naar ons toe komt,” gaat Sintobin verder, “als je naar de Bijbelteksten kijkt is de context misschien historisch, maar het gaat over hele actuele vragen. Het gaat over mensen die verlangen om te beminnen, mensen die pijn hebben, die vreugde voelen, die feest vieren, die alleen zijn of die met dood en ziekte worden geconfronteerd. Met andere woorden: mensen die leven. Het gaat dus over de meest fundamentele vragen: Hoe leef ik? Hoe kan ik beter leven? Heeft mijn leven betekenis? Hoe kan ik meer liefhebben? En wie is diegene die achter het mysterie van het leven staat? Wie is God? Dat zijn thema’s die helemaal niet verouderd zijn, integendeel ze zijn nog steeds ontzettend actueel.”

Door verschillende opstapjes probeert Bidden Onderweg in de meditaties op de dagelijkse lezingen een slag te maken van het algemene naar het persoonlijke. Sintobin: “We proberen het te betrekken op de concrete ervaringen van mensen. God wil namelijk daarin met je delen – niet met zomaar met iedereen, maar met jou persoonlijk.” Toch ben je als individu maar één op de zes miljard. Heeft God dan wel iets persoonlijk tegen je te zeggen? Volgens Sintobin wel: “Zeker, wat God tegen je wil zeggen is dat hij van je houdt en dat de diepste kern van jouw zijn er één is van liefde. Dat kan misschien banaal klinken, maar als je dat werkelijk tot je door laat dringen wordt je leven anders.”

Veel katholieken geven aan dat ze bidden belangrijk vinden, maar dat ze er over het algemeen te weinig tijd voor hebben. Volgens Sintobin is het daarom ook belangrijk dat de nadruk wordt gelegd op het onderweg zijn: “Heel veel mensen gebruiken Bidden Onderweg als ze in de trein zitten of wanneer ze de hond uitlaten. Ik hoor vaak dat mensen te weinig tijd hebben, maar ze hebben wel veel verloren tijd – bijvoorbeeld in de tram. We proberen daarom binnen de drukte van het leven de mogelijkheid aan te bieden om te bidden.” Sintobin gebruikt het zelf ook, maar niet alleen in drukte. “Ik vind het heerlijk om over het strand te lopen en de podcast te luisteren,” zegt hij, “dan luister ik dezelfde meditatie soms wel twee of drie keer. Want de muziek is mooi en de vragen zijn heel open, dus er komt heel veel naar boven.” Maar lukt het hem dan altijd om ook in de drukke trein te bidden? “Ja,” zegt Sintobin, “maar vaak is het wel beter om je ogen te sluiten. Als je dus iemand tegenover je in de trein ziet zitten en die persoon is heel kalm en zit met zijn ogen dicht en met oortjes in, dan weet je: hij of zij is aan het bidden onderweg.”

Sintobin vertelt over de Ignatiaanse spiritualiteit die de basis vormt voor Bidden Onderweg. Daarbij maakt hij onder andere gebruik van het begrip inculturatie: “Veel mensen zien het internet of de smartphone als een belemmering, als een afleiding of als een bekoring. Als Jezuïeten willen we ons niet afzetten tegen de moderne cultuur, maar juist God centraal stellen binnen de cultuur zoals ze is en niet zoals ze zou moeten zijn.” Dat is een verfrissend geluid in de soms wat stoffige katholieke kerk. Moderne middelen inzetten om het gebed te bevorderen is volgens Sintobin dan ook van groot belang: “Wat nu als iemand tegen je zegt ik heb een relatie met een vrouw, maar we zien elkaar nooit, we spreken elkaar nooit en we hebben helemaal geen contact? Bestaat die relatie dan eigenlijk wel? Zo is het ook met een geloofsleven zonder bidden: als je geen contact maakt met God kun je ook geen relatie met Hem ontwikkelen. Bidden is zuurstof voor je geloofsleven.” Voor de advent heeft Bidden Onderweg nu ook een speciale digitale retraite ontwikkelt.

Nieuwsgierig geworden? Neem dan een kijkje op:
www.biddenonderweg.org

Tekst: Erik Hendrix

bidden1-800x451

Hoopvol biddend

In onze nieuwe rubriek zal u op katholiekutrecht.nl regelmatig een korte overweging kunnen lezen over het Emmaüs verhaal in het kader van de pastorale visie. Deze week is het woord: Koos Smits.

Lucas 24, 29

Het Emmaüsverhaal is de kern van de Pastorale Visie voor Katholiek Utrecht. Sinds 2018 zijn wij in Utrecht dus allemaal Emmaüsgangers geworden. Welnu, de evangelist Lucas (24, 11–35) beschrijft bij zijn twee hoofdrolspelers drie fases van geloofsontwikkeling. Dan ben ik toch uiterst benieuwd:

In welke fase bevindt zich nu ieder van onze parochianen en ieder van onze geloofsgemeenschappen:

1/  teleurgesteld over de gang van zaken en personen, alles achter zich latend;

2/  aarzelend, maar toch hoopvol biddend: “Heer blijf bij ons!”;

3/  brandend van vreugde persoonlijk de Heer ontmoet te hebben, en in actie gekomen.

Priester Koos Smits

 

4f5ee207-da56-4eb2-bc8b-398060406ae5

De muzikale roeping van Paul Houdijk

Organist en musicoloog Paul Houdijk vierde op 24 november jl. zijn veertigjarig jubileum als kerkorganist van de Sinte Catharinakathedraal. Tijdens de zaterdagavondmis, gemiddeld eens per maand op zondag bij de gregoriaanse mis,  en bij de hoogfeesten op doordeweekse dagen bespeelt hij het Maarschalkerweerdorgel. Nu viel dat jubileum ook nog eens samen met de uitgave van zijn derde album: L’organist Romantique. Reden genoeg voor katholiekutrecht.nl om eens met Paul te praten over zijn liefde voor de kerk, het instrument en zijn prachtige muziek.

Paul komt zijn hele leven al in de kerk en hij wist al vrij vroeg dat hij later orgel wilde spelen. Als kind speelde hij al blokfluit. ‘Daar kwam later de piano bij’ vertelt Paul, ‘dus dan heb je al iets van toetsen in combinatie met fluiten’ lacht hij vrolijk. Het klinkt alsof Paul muziek er met de paplepel in kreeg, komt hij uit muzikale familie? ‘Nou, vooral mijn moeder … En mijn opa, die kon alle Beethoven sonates op de piano spelen en dat terwijl hij banketbakker was. In die tijd had je dat veel meer dan nu.’ De combinatie van muziek en geloof heeft voor Paul altijd een extra dimensie gehad. ‘Ik ben altijd al gelovig geweest en muziek die daar eer aan deed sprak me daarom natuurlijk heel erg aan.’ Paul speelde voor het eerst in de Sinte Catharinakathedraal toen hij nog aan het conservatorium studeerde. ‘Dat was halverwege de jaren ’70’ vertelt hij, ‘ze zochten een organist voor de zaterdagavondmissen en toen ze mij vroegen vertelde ze dat ik helaas wel op een ‘rotorgel’ moest spelen.’ Maar toen Paul achter dat ‘rotorgel’ aanschoof, had hij meteen door dat het weldegelijk een heel goed orgel was.

‘Vroeger zag deze kathedraal er van binnen net zo uit als de Willibrordus’ vertelt Paul terwijl hij het schip van de Catharina in gebaard, ‘dat was allemaal neogotiek uit de periode van de katholieke emancipatie. De katholieken hadden toen de Catharina teruggekregen van koning Willem II. Echter in de jaren ’60 van de twintigste eeuw moest dat er allemaal weer uit.’ Er ontstond in die periode een gedachtegoed dat grote gevolgen had voor het kerkinterieur. ‘De monnikenbanken hier zijn eigenlijk gescalpeerd, want die hadden hele grote rugstukken die tot boven je hoofd gingen en dat hebben ze er ten allemaal afgezaagd.’ Alles wat de neogotische sfeer van de katholieke emancipatie ademde moest verdwijnen en zo eindigde bijvoorbeeld ook de preekstoel in stukken gehakt in de tuin van de pastorie. Het verhaal van Paul klinkt bijna als een tweede beeldenstorm. ‘Dat was het in feite ook’ beaamt hij, ‘het was ook een tijd waarin men hele andere kerkmuziek wilde. Dat betekende dat het oude koor dat hier zong, Gregorius Magnus, naar huis werd gestuurd.’ Daar kwam het nieuwe Kathedrale Koor Utrecht voor in de plaats en overeenkomstig de ideeën van die tijd oriënteerde dat koor zich vooral op de volkszang, de oude muziek en muziek uit de twintigste eeuw. De religieuze muziek van de negentiende eeuw had toen minder prioriteit.  ‘Dat is nu allemaal wat ruimer geworden hoor, maar in die tijd was het wel een beetje een ideologie’ legt Paul uit. Binnen die ideologie vond men ook het Maarschalkerweerdorgel niet meer passen, en zo viel het instrument in ongenade. Na de grote verbouwing van de kerk in de jaren ’60 wilde men dus een heel ander soort orgel. Maar daar was geen geld meer voor, en dat bleek de redding van het orgel. Uit geldgebrek hebben ze het orgel maar laten staan.

Toen Paul voor het eerst achter het Maarschalkerweerdorgel plaats nam, kwam hij er al snel achter dat het eigenlijk een prachtig instrument is. ‘Dit orgeltype was oorspronkelijk bedoelt voor begeleiding van het Gregoriaans en de uitgeschreven orgelpartijen van missen voor koor en orgel. Daarnaast had en heeft het nog een andere functie: met passende orgelmuziek en improvisatie moe(s)t het de kerkgangers verheffen om ze in aanraking met het bovennatuurlijke te brengen. Dat is een functie die het orgel typisch in de katholieke kerk had, en eigenlijk nog steeds heeft of in ieder geval zou moeten hebben.’ Tegenwoordig is het Maaschalkerweerdorgel weer helemaal gerehabiliteerd en is er een hernieuwde belangstelling voor de muziek waar het orgel ooit voor bedoeld was. Hoe verklaart Paul dat? ‘Nou, in de geschiedenis komen dingen vaak terug. In de late romantiek was het orgelspel allemaal wat warmer en milder van klank en daar is in deze tijd ook weer meer behoefte aan. Bovendien zijn orgelhistorische kennis en inzicht enorm toegenomen.’ Dat de muziek uitdrukking geeft aan de geloofservaring stond ook in een prachtige brief die hij ter gelegenheid van zijn jubileum heeft gekregen van kardinaal Eijk, de hulpbisschoppen, en de econoom van het aartsbisdom. Bovendien werd Paul op 24 november j.l.  onderscheiden met de Willibrordplaquette, vanwege zijn verdiensten als organist voor de kathedraal.

Het is Paul echter niet altijd voor de wind gegaan, zo werd hij op een gegeven moment gediagnostiseerd met de oogziekte retinitis pigmentosa. ‘Dat is een degeneratieproces in het netvlies waarbij staafjes en kegeltjes verdwijnen’ legt hij uit. Zo verloor Paul langzaamaan zijn zicht. Heeft dat hem gehinderd in zijn werk als organist? ‘Ja, vroeger kon ik nog noten lezen, maar nu moet ik alles uit mijn hoofd leren en dat is een zware klus. Kijk, een concert van een uurtje is wat anders, maar zaterdag heb ik een hele mis plus daarna nog een klein concert. Nou, dan is het wel een hele zit als je alles uit je hoofd moet doen.’ Volgens Paul is er echter geen gradueel, maar een wezenlijk verschil tussen heel moeilijk en onmogelijk. ‘Zolang het nog zeer moeilijk is sta ik te juichen’ zegt hij vastberaden ‘-zo moet je het zien.’ Uit alles blijkt dat Paul het leven als kerkorganist als een roeping ziet, maar ervaart hij dat ook zo? ‘Eigenlijk wel’ beaamt hij, ‘het is natuurlijk een beroep, maar het voelt uiteindelijk als een roeping. Het is net alsof ik niet zelf heb bedacht dat ik dat moest worden.’ Net als het Maarschalkerweerdorgel het beste klinkt wanneer er  de muziek op wordt vertolkt waar het voor ontworpen is, zo doet een mens het ook het best in het leven wanneer hij de roeping leeft die hij van God gekregen heeft. Uit alles blijkt Paul een gelukkig mens die dankbaar is voor zijn roeping als kerkorganist. In maart viert hij zijn 66ste verjaardag en dan zal ook zijn pensioen dichterbij komen. Wat Paul betreft is daarmee zijn orgelspel echter nog niet afgelopen. ‘Ik zou dan graag nog steeds iets willen betekenen voor de parochies als vrijwilliger – dat werkt zo voor mij, juist omdat het een roeping is’.

Pauls nieuwe CD, L’organiste Romantique, is inmiddels te koop, ook in de kathedraal, bijvoorbeeld tijdens de donderdag-of zaterdagkerkopenstelling. ‘Het is mijn derde album en ik ben er heel erg dankbaar voor dat ik dat nog heb kunnen doen. Een drieluik was altijd al een beetje mijn plan. Het is een mooi getal, drie, ook in de drie-eenheidsgedachte’, hoewel  hij een vierde album in de toekomst niet helemaal uitsluit. Op het moment is Paul echter vooral met een ander project bezig: ‘in het verleden heb ik al het nodige geschreven over Maarschalkerweerd en zijn tijd, en dit orgel in het bijzonder. Nu ben ik bezig met het schrijven van een boek over dit onderwerp. Daarover ging vroeger ook al mijn doctoraalscriptie en die ben ik nu dus verder aan het uitwerken. Het zou een proefschrift kunnen worden, maar het zou ook gewoon een boek kunnen worden. Het is een hele interessante tijd, de periode van de katholieke emancipatie, en alle dingen die daar bijkwamen, de kerkmuziek, de architectuur en de orgelbouw zelf.’

Meer informatie over Paul Houdijk, het Maarschalkerweerdorgel en zijn muziek kunt u vinden op www.paulhoudijk.nl

Tekst en foto’s: Erik Hendrix

help-someone

Groots en meeslepend leven

In onze nieuwe rubriek zal u op katholiekutrecht.nl regelmatig een korte overweging kunnen lezen over het Emmaüs verhaal in het kader van de pastorale visie. Deze week is het woord: Lex Janssen.

Lucas 24, 29

“Groots en meeslepend leven wil ik”, is de beginzin van een gedicht van Hendrik Marsman. Alleen: hoe doe je dat? Het wezenlijke van het leven schuilt immers vaak in het alledaagse en is klein. Daaraan dienstbaar te zijn, sleept jezelf en de ander evenwel door het leven. Daarin trouw te zijn, maakt het vanzelf groots. Al blijft het de vraag of de dichter dat ook zo bedoeld heeft.

Diaken Lex Janssen

DSCN0353

Willibrord door de Eeuwen

Op 7 november vieren katholieken traditiegetrouw het feest van de heilige Willibrordus, apostel van de Friezen. Voor deze gelegenheid ging pastoor Hans Boogers van de samenwerkende parochies Katholiek Utrecht naar het Derde Willibrord Symposium dat door de Universiteit van Tilburg werd georganiseerd. Na een oecumenische vesperviering in de Domkerk volgde een boeiende en leerzame avond met sprekers dr. Sven Meeder, historicus aan de Radboud Universiteit en Alex van Galen, scenarioschrijver van de film Redbad. Aan het eind van de avond werd het boek Willibrord door de Eeuwen, dat onder redactie stond van o.a. dr. Anton ten Klooster (priester van het aartsbisdom) aan pastoor Boogers overhandigd. “Het was een prikkelende avond over wie Willibrord niet is” zei Boogers achteraf, “Een fysieke vechter die stenen gooit volgens de film Redbad. De ‘openbare biecht’ van scenarioschrijver Alex van Galen bracht zoveel meer aan het licht. Historicus Sven Meeder bracht vervolgens alles weer terug naar de feiten. In het bijzonder over de biografie van Alcuin, die vertelde over de geduldige en vreedzame Willibrord.” Aan het eind van de avond werd het boek Willibrord door de eeuwen aan de voorgangers van de drie Utrechtse kathedralen overhandigd. Erik Hendrix schreef een korte recensie van het boek dat deze week in Katholiek Nieuwsblad zal verschijnen :

Willibrord door de Eeuwen

“Die zegt: ‘Gods hand is niet te kort: Hij maakt dat alles liefde wordt.’ Zijn naam is Willibrord.” Veel kerkelijk opgevoede katholieken herkennen ongetwijfeld dit refrein van het Willibrordlied. Het levensverhaal van de Angelsaksische missionaris leest nog altijd als een ouderwets jongensboek, maar ook vandaag is Willibrord op allerlei manieren weer actueel. ‘Botsende culturen en wisselende perspectieven op de apostel van de lage landen’, luidt de ondertitel van dit boek. Je komt er dan ook veel uiteenlopende perspectieven tegen, met soms verrassende inzichten.

“Op het Janskerkhof in de binnenstad van Utrecht staat fier een bronzen ruiterstandbeeld van Willibrord. De apostel van de Lage Landen is afgebeeld op een stoer paard en met een mijmerende en turende blik. De heilige draagt in zijn hand een kerkgebouw.” De rake beschrijving van Smeets en Smit richt direct de aandacht op de bisschopsstad Utrecht. In een prachtige bijdrage weet de huidige aartsbisschop, kardinaal Eijk, de spiritualiteit van de Iro-Schotse monniken treffend te karakteriseren. De toekomst van Willibrords nalatenschap is in Utrecht echter alles behalve zeker nu zelfs de kathedraal met sluiting wordt bedreigd. Van kardinaal Eijk is men tegenwoordig vooral slecht-weervoorspellingen gewend, daarom is het verfrissend om hem op een andere toon te horen spreken.

Een andere in het oog springende bijdrage is Smeets’ interview met Alex van Galen, scenarioschrijver van de film Redbad, waarin ook Willibrord voorkomt. “Ik realiseer me dat mijn filmpersonages als heiligen worden vereerd,” zegt van Galen, “er zijn heiligen uit de traditie waar ik meteen van overtuigd ben. Ik had het in Lourdes, bij Bernadette Soubirous, of bij het graf van Franciscus van Assisi: daar voel je gewoon iets van een heilige aanwezigheid. Van Willibrord was ik minder overtuigd.” Voor Van Galen kleven er imperialistische belangen aan de missie van Willibrord, die onder bescherming van de Frankische hofmeier Pepijn van Herstal missiewerk deed in ons moeraslandje.
Toch blijft het leven van Willibrord bijzonder. “In elke tijd en voor ieder mens betekent Willibrord verschillende dingen,” besluiten Anton ten Klooster en Fokke Woudema, “wat hetzelfde blijft, is zijn zeggingskracht.”
Willibrord door de Eeuwen is een mooi boek dat geschiedenis en actualiteit op een boeiende manier verbindt. Een boek, kortom, dat de katholiek eraan herinnert dat hij op de schouders van reuzen staat.

Deze recensie verscheen eerder in Katholiek Nieuwsblad
www.katholieknieuwsblad.nl

Anton ten Klooster, Arnold Smeets en Peter-Ben Smit (red.), Willibrord door de eeuwen. Uitg. Berne Media, 205 pp., pb., € 24,90, ISBN 978 9089 7230 00

Doordeweekse Vieringen

Maandag
08.00 uur Aloysius
08.00 uur Klooster Cenakel
12.00 uur Augustinus
19.00 uur Catharina
1e maandag van de maand: 10:00 uur: Kapel
Barbarabegraafplaats
   
Dinsdag
08.00 uur Aloysius
08.00 uur Klooster Cenakel
09.00 uur Rafaëlkerk
09.30 uur Dominicus – wereldwake
12.00 uur Augustinus
19.00 uur Catharina
   
Woensdag
08.00 uur Aloysius
08.00 uur Klooster Cenakel
Woe 009.30 uur Josephviering – kapel Zuster Augustinessen
12.00 uur Augustinus
19.00 uur Catharina
1e woensdag van de maand: Rozenkrans om
19.00 uur in de Johannes-Bernardus.
   
Donderdag
08.00 uur Aloysius
08.00 uur Klooster Cenakel
09.00 uur Rafael
12.00 uur Augustinus
   
   
Vrijdag
08.00 uur Aloysius
08.00 uur Klooster Cenakel
09.00 uur Wederkomst des Heren
ochtendgebed
10:00 uur: Dominicus
12.00 uur Augustinus
18.00 uur Augustinus: Ambrosiaanse vesper
19.00 uur Catharina
1e Vrijdag van de maand

10.00 uur H. Mis (Josephgemeenschap)
kapel Zusters Augustinessen

   
1e en 3e vrijdag van de maand:
20:00 uur: San’Egidio, Augustinuskerk.
   
Zaterdag
08.00 uur Klooster Cenakel
12.00 uur Augustinus
   

Algemeen Contact

Adressen van de kerken

Aloysiuskerk
Adriaen van Ostadelaan 2

Sint Antoniuskerk
Kanaalstraat 198

Sint Augustinuskerk
Oudegracht 69

Sint Catharinakathedraal
Lange Nieuwstraat 36

Sint Dominicuskerk
Palestrinastraat 1

Johannes-Bernardus
Oranje Nassaulaan 2

Nicolaas-Monica-Jacobus (NMJ)
Boerhaaveplein 199

Sint Pauluskerk
Willem de Zwijgerplantsoen 19

Rafaëlkerk
Lichtenberchdreef 4

Wederkomst des Heren / “Buurthuis Bij Bosshardt”
Marco Pololaan 10

Parochiesecretariaat Utrecht

Adriaan van Ostadelaan 4
3581 AJ Utrecht

Openingstijden:
Maandag, Dinsdag & Donderdag: 10.00 – 15.30 uurVrijdag: 09.00 – 12.00 uur
Tel: 030 – 254 6147
E-mail: secretariaat@katholiekutrecht.nl