derk

Het werk van Derk

‘Ik ben een man met het syndroom van Down en mijn leven is het waard om te leven.’ Iets meer dan een jaar geleden sprak Frank Stephens deze woorden voor het Amerikaanse congres in Capitol Hill in Washington. Het filmpje op werd een wereldwijde hit met meer dan 96.000 likes op Facebook. In zijn betoog uit Stephens zijn bezorgdheid over het feit dat IJsland en Denemarken nu vrijwel volledig ‘down-vrij’ zijn. Ook in de Verenigde Staten wordt nu bijna 85% van de zwangerschappen met Downsyndroom baby’s voortijdig beëindigd. En dat terwijl ook Down-kinderen en -volwassenen een mooi en volwaardig kunnen leven leiden. In onze eigen parochie hebben we daar levend bewijs van: Derk Wessels (1972). Wessels is kunstenaar en parochiaan van de Pauluskerk in Tuindorp. Een gesprek met Wessels en zijn ouders, Peter en Trees, over zijn leven en werk.

Toen Derk bijna 47 jaar geleden werd geboren, was het nog helemaal niet vanzelfsprekend dat hun ouders zelf voor de opvoeding van hun Down-kind zorgden. Derk was nog maar net geboren toen zijn ouders door de huisarts werd aangeraden om hem meteen op een lijst voor een instelling te zetten. Volgens hem was het veel te moeilijk om zo’n kind zelf op te voeden. Toch besloten zijn ouders om dat advies niet op te volgen. Zo had Derk het geluk om in een normale omgeving op te groeien en was hij zelfs het eerste Down-kind in Nederland dat gewoon naar de lagere school ging. Toen allesbehalve vanzelfsprekend.

Katten

Op de speciale school waar hij eerst heen ging viel Derk niet op, maar op de gewone lagere school werd hij wel gezien. ‘Dat was bij juf Dorothee!’ vult Derk snel aan terwijl hij rondgaat met een schaal koekjes. Het was op die lagere school dat Derk begon te tekenen. Vooral met potlood, maar later ook met krijt. Eerst viel het niet op dat Derk talent had, maar het was wel duidelijk dat zijn tekeningen erg sterk waren. Toen hij in die periode een keer bij zijn juf bleef logeren, tekende hij haar katten. Die tekening vond zijn juf toen zo mooi dat ze ‘m liet inlijsten. En zo merkten ook zijn ouders voor het eerst op dat Derk talent had.

Corneille

Na de basisschool kwam Derk op de Daalse Hoek in Maarssen terecht. Daar werkten toen verschillende begeleiders met een kunstzinnige achtergrond. Via hen kon er een atelier geregeld worden waar Derk echt aan de slag kon, maar daar moest hij wel eerst een proeve van bekwaamheid voor doen. Toen Derk in het atelier de met verf besmeurde werkjassen zag hangen, deed hij er meteen één aan en de kunstenaar was geboren. Tot ieders verbazing wilde hij schilderen en dat terwijl hij eerder vooral met potlood had gewerkt. Toen moeder Trees hem later die dag kwam halen werd opgemerkt dat zijn stijl op die van Corneille leek. De begeleider liet haar het na het andere schilderij zien. Het was wel duidelijk dat Derk mocht blijven. Het zou het begin worden van een mooie schilderscarrière. ‘Maandag, dinsdag en woensdag ga ik naar het atelier’, legt Derk uit, maar schilderen is niet het enige wat hij daar doet. Hij maakt ook linosneden en soms schrijft hij zelfs verhalen. Eén van die verhalen, een kinderboek genaamd ‘Bob is de weg kwijt’, werd gepubliceerd met Dirks eigen illustraties.

Dit is Bob de walvis.
Hij bibbert.
Hij is bang.
Bob is dronken van de zee.
Hij gaat heel langzaam.
Hij is de weg kwijt.
Andere dieren ziet hij niet.
Bob wil naar huis.
– Derk Wessels in “Bob is de weg kwijt”

De Vogel

Op tafel ligt nog een ander dik boek met in blauwe letters de woorden ‘Werk van Derk’. Het is een prachtig overzicht van een keuze uit zijn oeuvre. Op één van de eerste pagina’s staat een foto van Derk in een mooi pak met een lintje op zijn borst. Is Derk dan soms een ridder? Hij knikt. ‘Ja, van Oranje-Nassau!’, voegt hij er snel aan toe. Het ridderschap wordt alleen toegekend aan mensen die ook in het buitenland bekend zijn. Omdat het werk van Derk zelfs in Japan hangt, kwam hij voor die onderscheiding in aanmerking. Maar ook dichterbij huis is het werk van Derk te bewonderen, bijvoorbeeld in het Outsider Art Museum, in een vleugel van de Hermitage in Amsterdam. Maar ook in onze eigen stad Utrecht is zijn werk te bewonderen. Zo maakte graffitikunstenaar JanIsDeMan in december vorig jaar een kolossale wandtekening van ‘De Vogel’, van een werk van Dirk. Het is te zien aan op de zijmuur van het pand aan de Lauwerecht 55. ‘Deze gast maakt hele vette dingen’, merkte JanIsDeMan op in een uitzending van RTV Utrecht, ‘Heel anders dan wat ik normaal maak: veel dikke lijnen. Heldere vormen. Heerlijk!’

Derk Wessels versus JanIsDeMan

Mystieke intuïtie

Maar wat is eigenlijk Derks favoriete schilderij? ‘De Sprong!’ roept Derk meteen uit. Hij laat een felgekleurd schilderij zien waarin een man met een enorme sprong over zowel huizen als bomen door de lucht heen suist. Het is een symbool voor de nieuwe levensfase; een verhuizing, een huwelijk, een kind of een nieuwe baan. Volgens Julia Dotulong, die een prachtige introductie voor het boek schreef, zijn het vooral de rituelen en taferelen die Derk waarneemt. Vader Peter vertelt dat Derk een mystieke intuïtie heeft. ‘Derk komt heel graag bij Stonehenge,’ legt hij uit, ‘dat is één van zijn favoriete plekken.’ Derks mysticisme komt dan ook in zijn werk tot uitdrukking, bijvoorbeeld bij ‘De Zaaier’ een schilderij dat op een verjaardagskaart van de Pauluskerk staat. Op de kaart is de zaaier te zien die gele zaadjes uitstrooit over de akkers, maar wat opvalt is dat het zaad ook in zijn mond zit. Zo weet Derk op een unieke manier een Bijbelse wijsheid tot uitdrukking te brengen, want het zaad dat het Evangelie is kunnen we met de mond verspreiden door erover te praten.

“De Sprong”

Vredesgroet

Derk komt dan ook graag met zijn ouders in de kerk. ‘Ik vind de Pauluskerk een hele grote kerk,’ legt Derk uit, ‘met mooie kaarsen en een koor dat heel goed kan zingen.’ Derk zingt ook altijd mee als hij in de Paulus is. ‘Alleluja vind ik een heel mooi lied,’ zegt Derk, ‘en De steppe zal bloeien.’ Derk zingt ijverig het lied, maar daarna vertelt hij dat zijn favoriete moment in de mis eigenlijk de vredeswens is. Tijdens de mis neemt Derk dan ook ruimschoots de tijd om iedereen de hand te schudden. Helaas komt hij nu niet meer zo vaak in de Paulus als hij zou willen want de busverbinding tussen Tuindrop en Overvecht (waar hij woont) is enige tijd geleden opgeheven en dat maakt het allemaal wat lastig.

‘We hebben genoeg gekletst.’ besluit Derk na een uur praten en daar heeft hij ook wel een beetje gelijk in. Hij staat op, trekt zijn jas aan en nadat hij iedereen gedag heeft gezegd, loopt hij alleen naar huis. Daarmee toont Derk een mate van zelfstandigheid waar hij trots op mag zijn en die hij misschien nooit had kunnen bereiken als zijn ouders bijna 47 jaar geleden niet hadden besloten om hem zelf op te voeden.

“De Zaaier”

Kanarie

‘Ik heb niet het gevoel dat ik mijn bestaan zou moeten rechtvaardigen.’ zegt Stephens aan het eind zijn toespraak, ‘wij zijn de kanarie in de eugenetica-kolenmijn. Wij geven de wereld een kans om na te denken over een ethiek die wil bepalen welke mensen wel en niet een kans krijgen om te leven.’ Een leven met Downsyndroom is natuurlijk niet perfect, maar welk leven is dat wel? Wie ziet wat Derk allemaal met zijn leven heeft gedaan, wat hij allemaal heeft bereikt en wat hij betekent voor zijn ouders, zijn broer en zus en de mensen die van hem en zijn werk houden, kan niet ontkennen dat Derks leven inderdaad mooi en volwaardig is.

Tekst: Erik Hendrix

4f5ee207-da56-4eb2-bc8b-398060406ae5

De muzikale roeping van Paul Houdijk

Organist en musicoloog Paul Houdijk vierde op 24 november jl. zijn veertigjarig jubileum als kerkorganist van de Sinte Catharinakathedraal. Tijdens de zaterdagavondmis, gemiddeld eens per maand op zondag bij de gregoriaanse mis,  en bij de hoogfeesten op doordeweekse dagen bespeelt hij het Maarschalkerweerdorgel. Nu viel dat jubileum ook nog eens samen met de uitgave van zijn derde album: L’organist Romantique. Reden genoeg voor katholiekutrecht.nl om eens met Paul te praten over zijn liefde voor de kerk, het instrument en zijn prachtige muziek.

Paul komt zijn hele leven al in de kerk en hij wist al vrij vroeg dat hij later orgel wilde spelen. Als kind speelde hij al blokfluit. ‘Daar kwam later de piano bij’ vertelt Paul, ‘dus dan heb je al iets van toetsen in combinatie met fluiten’ lacht hij vrolijk. Het klinkt alsof Paul muziek er met de paplepel in kreeg, komt hij uit muzikale familie? ‘Nou, vooral mijn moeder … En mijn opa, die kon alle Beethoven sonates op de piano spelen en dat terwijl hij banketbakker was. In die tijd had je dat veel meer dan nu.’ De combinatie van muziek en geloof heeft voor Paul altijd een extra dimensie gehad. ‘Ik ben altijd al gelovig geweest en muziek die daar eer aan deed sprak me daarom natuurlijk heel erg aan.’ Paul speelde voor het eerst in de Sinte Catharinakathedraal toen hij nog aan het conservatorium studeerde. ‘Dat was halverwege de jaren ’70’ vertelt hij, ‘ze zochten een organist voor de zaterdagavondmissen en toen ze mij vroegen vertelde ze dat ik helaas wel op een ‘rotorgel’ moest spelen.’ Maar toen Paul achter dat ‘rotorgel’ aanschoof, had hij meteen door dat het weldegelijk een heel goed orgel was.

‘Vroeger zag deze kathedraal er van binnen net zo uit als de Willibrordus’ vertelt Paul terwijl hij het schip van de Catharina in gebaard, ‘dat was allemaal neogotiek uit de periode van de katholieke emancipatie. De katholieken hadden toen de Catharina teruggekregen van koning Willem II. Echter in de jaren ’60 van de twintigste eeuw moest dat er allemaal weer uit.’ Er ontstond in die periode een gedachtegoed dat grote gevolgen had voor het kerkinterieur. ‘De monnikenbanken hier zijn eigenlijk gescalpeerd, want die hadden hele grote rugstukken die tot boven je hoofd gingen en dat hebben ze er ten allemaal afgezaagd.’ Alles wat de neogotische sfeer van de katholieke emancipatie ademde moest verdwijnen en zo eindigde bijvoorbeeld ook de preekstoel in stukken gehakt in de tuin van de pastorie. Het verhaal van Paul klinkt bijna als een tweede beeldenstorm. ‘Dat was het in feite ook’ beaamt hij, ‘het was ook een tijd waarin men hele andere kerkmuziek wilde. Dat betekende dat het oude koor dat hier zong, Gregorius Magnus, naar huis werd gestuurd.’ Daar kwam het nieuwe Kathedrale Koor Utrecht voor in de plaats en overeenkomstig de ideeën van die tijd oriënteerde dat koor zich vooral op de volkszang, de oude muziek en muziek uit de twintigste eeuw. De religieuze muziek van de negentiende eeuw had toen minder prioriteit.  ‘Dat is nu allemaal wat ruimer geworden hoor, maar in die tijd was het wel een beetje een ideologie’ legt Paul uit. Binnen die ideologie vond men ook het Maarschalkerweerdorgel niet meer passen, en zo viel het instrument in ongenade. Na de grote verbouwing van de kerk in de jaren ’60 wilde men dus een heel ander soort orgel. Maar daar was geen geld meer voor, en dat bleek de redding van het orgel. Uit geldgebrek hebben ze het orgel maar laten staan.

Toen Paul voor het eerst achter het Maarschalkerweerdorgel plaats nam, kwam hij er al snel achter dat het eigenlijk een prachtig instrument is. ‘Dit orgeltype was oorspronkelijk bedoelt voor begeleiding van het Gregoriaans en de uitgeschreven orgelpartijen van missen voor koor en orgel. Daarnaast had en heeft het nog een andere functie: met passende orgelmuziek en improvisatie moe(s)t het de kerkgangers verheffen om ze in aanraking met het bovennatuurlijke te brengen. Dat is een functie die het orgel typisch in de katholieke kerk had, en eigenlijk nog steeds heeft of in ieder geval zou moeten hebben.’ Tegenwoordig is het Maaschalkerweerdorgel weer helemaal gerehabiliteerd en is er een hernieuwde belangstelling voor de muziek waar het orgel ooit voor bedoeld was. Hoe verklaart Paul dat? ‘Nou, in de geschiedenis komen dingen vaak terug. In de late romantiek was het orgelspel allemaal wat warmer en milder van klank en daar is in deze tijd ook weer meer behoefte aan. Bovendien zijn orgelhistorische kennis en inzicht enorm toegenomen.’ Dat de muziek uitdrukking geeft aan de geloofservaring stond ook in een prachtige brief die hij ter gelegenheid van zijn jubileum heeft gekregen van kardinaal Eijk, de hulpbisschoppen, en de econoom van het aartsbisdom. Bovendien werd Paul op 24 november j.l.  onderscheiden met de Willibrordplaquette, vanwege zijn verdiensten als organist voor de kathedraal.

Het is Paul echter niet altijd voor de wind gegaan, zo werd hij op een gegeven moment gediagnostiseerd met de oogziekte retinitis pigmentosa. ‘Dat is een degeneratieproces in het netvlies waarbij staafjes en kegeltjes verdwijnen’ legt hij uit. Zo verloor Paul langzaamaan zijn zicht. Heeft dat hem gehinderd in zijn werk als organist? ‘Ja, vroeger kon ik nog noten lezen, maar nu moet ik alles uit mijn hoofd leren en dat is een zware klus. Kijk, een concert van een uurtje is wat anders, maar zaterdag heb ik een hele mis plus daarna nog een klein concert. Nou, dan is het wel een hele zit als je alles uit je hoofd moet doen.’ Volgens Paul is er echter geen gradueel, maar een wezenlijk verschil tussen heel moeilijk en onmogelijk. ‘Zolang het nog zeer moeilijk is sta ik te juichen’ zegt hij vastberaden ‘-zo moet je het zien.’ Uit alles blijkt dat Paul het leven als kerkorganist als een roeping ziet, maar ervaart hij dat ook zo? ‘Eigenlijk wel’ beaamt hij, ‘het is natuurlijk een beroep, maar het voelt uiteindelijk als een roeping. Het is net alsof ik niet zelf heb bedacht dat ik dat moest worden.’ Net als het Maarschalkerweerdorgel het beste klinkt wanneer er  de muziek op wordt vertolkt waar het voor ontworpen is, zo doet een mens het ook het best in het leven wanneer hij de roeping leeft die hij van God gekregen heeft. Uit alles blijkt Paul een gelukkig mens die dankbaar is voor zijn roeping als kerkorganist. In maart viert hij zijn 66ste verjaardag en dan zal ook zijn pensioen dichterbij komen. Wat Paul betreft is daarmee zijn orgelspel echter nog niet afgelopen. ‘Ik zou dan graag nog steeds iets willen betekenen voor de parochies als vrijwilliger – dat werkt zo voor mij, juist omdat het een roeping is’.

Pauls nieuwe CD, L’organiste Romantique, is inmiddels te koop, ook in de kathedraal, bijvoorbeeld tijdens de donderdag-of zaterdagkerkopenstelling. ‘Het is mijn derde album en ik ben er heel erg dankbaar voor dat ik dat nog heb kunnen doen. Een drieluik was altijd al een beetje mijn plan. Het is een mooi getal, drie, ook in de drie-eenheidsgedachte’, hoewel  hij een vierde album in de toekomst niet helemaal uitsluit. Op het moment is Paul echter vooral met een ander project bezig: ‘in het verleden heb ik al het nodige geschreven over Maarschalkerweerd en zijn tijd, en dit orgel in het bijzonder. Nu ben ik bezig met het schrijven van een boek over dit onderwerp. Daarover ging vroeger ook al mijn doctoraalscriptie en die ben ik nu dus verder aan het uitwerken. Het zou een proefschrift kunnen worden, maar het zou ook gewoon een boek kunnen worden. Het is een hele interessante tijd, de periode van de katholieke emancipatie, en alle dingen die daar bijkwamen, de kerkmuziek, de architectuur en de orgelbouw zelf.’

Meer informatie over Paul Houdijk, het Maarschalkerweerdorgel en zijn muziek kunt u vinden op www.paulhoudijk.nl

Tekst en foto’s: Erik Hendrix

DSCN0353

Willibrord door de Eeuwen

Op 7 november vieren katholieken traditiegetrouw het feest van de heilige Willibrordus, apostel van de Friezen. Voor deze gelegenheid ging pastoor Hans Boogers van de samenwerkende parochies Katholiek Utrecht naar het Derde Willibrord Symposium dat door de Universiteit van Tilburg werd georganiseerd. Na een oecumenische vesperviering in de Domkerk volgde een boeiende en leerzame avond met sprekers dr. Sven Meeder, historicus aan de Radboud Universiteit en Alex van Galen, scenarioschrijver van de film Redbad. Aan het eind van de avond werd het boek Willibrord door de Eeuwen, dat onder redactie stond van o.a. dr. Anton ten Klooster (priester van het aartsbisdom) aan pastoor Boogers overhandigd. “Het was een prikkelende avond over wie Willibrord niet is” zei Boogers achteraf, “Een fysieke vechter die stenen gooit volgens de film Redbad. De ‘openbare biecht’ van scenarioschrijver Alex van Galen bracht zoveel meer aan het licht. Historicus Sven Meeder bracht vervolgens alles weer terug naar de feiten. In het bijzonder over de biografie van Alcuin, die vertelde over de geduldige en vreedzame Willibrord.” Aan het eind van de avond werd het boek Willibrord door de eeuwen aan de voorgangers van de drie Utrechtse kathedralen overhandigd. Erik Hendrix schreef een korte recensie van het boek dat deze week in Katholiek Nieuwsblad zal verschijnen :

Willibrord door de Eeuwen

“Die zegt: ‘Gods hand is niet te kort: Hij maakt dat alles liefde wordt.’ Zijn naam is Willibrord.” Veel kerkelijk opgevoede katholieken herkennen ongetwijfeld dit refrein van het Willibrordlied. Het levensverhaal van de Angelsaksische missionaris leest nog altijd als een ouderwets jongensboek, maar ook vandaag is Willibrord op allerlei manieren weer actueel. ‘Botsende culturen en wisselende perspectieven op de apostel van de lage landen’, luidt de ondertitel van dit boek. Je komt er dan ook veel uiteenlopende perspectieven tegen, met soms verrassende inzichten.

“Op het Janskerkhof in de binnenstad van Utrecht staat fier een bronzen ruiterstandbeeld van Willibrord. De apostel van de Lage Landen is afgebeeld op een stoer paard en met een mijmerende en turende blik. De heilige draagt in zijn hand een kerkgebouw.” De rake beschrijving van Smeets en Smit richt direct de aandacht op de bisschopsstad Utrecht. In een prachtige bijdrage weet de huidige aartsbisschop, kardinaal Eijk, de spiritualiteit van de Iro-Schotse monniken treffend te karakteriseren. De toekomst van Willibrords nalatenschap is in Utrecht echter alles behalve zeker nu zelfs de kathedraal met sluiting wordt bedreigd. Van kardinaal Eijk is men tegenwoordig vooral slecht-weervoorspellingen gewend, daarom is het verfrissend om hem op een andere toon te horen spreken.

Een andere in het oog springende bijdrage is Smeets’ interview met Alex van Galen, scenarioschrijver van de film Redbad, waarin ook Willibrord voorkomt. “Ik realiseer me dat mijn filmpersonages als heiligen worden vereerd,” zegt van Galen, “er zijn heiligen uit de traditie waar ik meteen van overtuigd ben. Ik had het in Lourdes, bij Bernadette Soubirous, of bij het graf van Franciscus van Assisi: daar voel je gewoon iets van een heilige aanwezigheid. Van Willibrord was ik minder overtuigd.” Voor Van Galen kleven er imperialistische belangen aan de missie van Willibrord, die onder bescherming van de Frankische hofmeier Pepijn van Herstal missiewerk deed in ons moeraslandje.
Toch blijft het leven van Willibrord bijzonder. “In elke tijd en voor ieder mens betekent Willibrord verschillende dingen,” besluiten Anton ten Klooster en Fokke Woudema, “wat hetzelfde blijft, is zijn zeggingskracht.”
Willibrord door de Eeuwen is een mooi boek dat geschiedenis en actualiteit op een boeiende manier verbindt. Een boek, kortom, dat de katholiek eraan herinnert dat hij op de schouders van reuzen staat.

Deze recensie verscheen eerder in Katholiek Nieuwsblad
www.katholieknieuwsblad.nl

Anton ten Klooster, Arnold Smeets en Peter-Ben Smit (red.), Willibrord door de eeuwen. Uitg. Berne Media, 205 pp., pb., € 24,90, ISBN 978 9089 7230 00

DSCN0333

Knoppen aan de boom

Riet Blom is vice-voorzitter van de samenwerkende parochies van Katholiek Utrecht en dat is geen eenvoudige opgave. Het katholieke geloof gaat namelijk door een van de zwaarste periodes in haar Utrechtse geschiedenis. Wie is deze vrouw? En wat beweegt haar om zich in te zetten voor de kerk? Katholiekutrecht.nl sprak met Riet in haar eigen kerk: de Augustinus.

Riet komt uit een katholiek nest. Als meisje woonde ze in De Bilt, maar ging ze in Utrecht naar school. “Mijn ouders waren getrouwd in de Antoniuskerk in Lombok. Hun 25-jarig huwelijksjubileum vierden ze dan ook in de Antonius en vanaf dat moment gingen we als gezin weer in Utrecht naar de kerk. Eerst Lombok dus, maar later de Augustinus.” In de Augustinus komt Riet nu al bijna 40 jaar. “Dat voelt als thuis,” vertelt ze, “ik heb daar altijd het gevoel gehad dat ik welkom was en dat ik mezelf kon zijn en daarmee komt een bepaalt soort rust. Ik kan eigenlijk moeilijk duiden wat het nu precies is.” Ze kijkt om zich heen, naar de kale vloer en de scheuren in de muur. Hoe voelt het voor haar om de Augustinus zo te zien? “Ja, dat is jammer … meer dan jammer. Niet alleen voor mij, maar voor heel veel mensen is dit zo’n bijzondere kerk geweest. Dat zat ‘m gedeeltelijk ook wel in het feit dat het altijd door paters Augustijnen werd geleid. Later hebben ze de Augustinus overgedragen aan het bisdom.” Riet vertelt hoe ze tegenwoordig nog steeds op zaterdag of doordeweeks bij de zusters Augustinessen naar de mis gaat. “Ik voel nog steeds wel een verschil tussen paters en wereldheren en dat gevoel heb ik ook bij de zusters Augustinessen – het is een open blik en een besef dat we allemaal op weg zijn. Ongeacht de functie die wij in het leven moeten vervullen, de één mag voorgaan en de ander mag weer iets anders doen, maar we hebben allemaal een opdracht te vervullen.” Riet heeft veel bewondering voor de Augustijnse levenshouding. “Het is ongelofelijk om te zien wat de zusters nog steeds voor de mensen in Utrecht betekenen. Ze gaan nog altijd bij mensen op bezoek, ze zijn een luisterend oor en iedereen wordt altijd gastvrij ontvangen. Als ik dat zie, dan realiseer ik mij dat wij veel eenvoudiger kunnen leven.”

De Noord-Afrikaanse kerkvader Augustinus (354 – 430) leefde in een tijd waarin het Romeinse Rijk ineenstortte en katholieken zich begonnen te realiseren dat ze niet meer konden steunen op de oude Romeinse instituties. Toen moesten katholieken leren om zich op een nieuwe manier te handhaven in de wereld. Gaan wij ook door zo’n fase en kunnen wij op die manier iets van Augustinus leren? “Ik hoop het,” zegt Riet na een korte stilte, “daar geloof ik wel in. Ik denk niet dat het verhaal hier stopt. Nieuwe vormen is altijd wennen, het is altijd angstig omdat je niet weet in wat voor situaties je terecht kan komen. Tegelijkertijd zijn we altijd blij wanneer het weer lente wordt. We zitten nu misschien in een wintertijd, maar daar komt ook een eind aan.” Ziet Riet dan misschien zo nu en dan al een knop aan de bomen? “Ja, zeker wel,” roept ze glimlachend uit, “ik heb zelf twee dochters. Als ze op vakantie zijn en ze komen langs een kerk, dan gaan ze altijd even naar binnen om een kaarsje op te steken. Dat is voor mij een knop. De vanzelfsprekendheid ervan: even naar binnen om een kaarsje op te steken … Mijn jongste dochter komt regelmatig in New York en als ze daar is gaat ze iedere dag naar de mis in de St. Paul’s Cathedral. Dat is mooi en hoopvol. Het is bijzonder als je het geloof mag doorgeven. Het idee dat iets generaties overstijgt, dat wanneer je iets van je ouders hebt meegekregen dat je dat ook weer kan doorgeven aan jouw kinderen en misschien je kleinkinderen. Dan voel je echt dat je onderdeel uitmaakt van een groter geheel.”

Het is duidelijk dat Riet erg gehecht is aan de Augustinus, maar het voortbestaan van de kerk is nog lang niet zeker. “Elke kerksluiting doet pijn,” beaamt ze, “omdat het een plek is waar mensen de meest belangrijke momenten van hun leven hebben ervaren: dopen, uitvaarten, huwelijken … dat zijn allemaal mijlpalen en het klinkt misschien gek, maar dat zit ook in de stenen. Als de Augustinus dicht moet, dan moet het. Ik zou het heel erg vinden, maar even erg als al die andere mensen die ook hun kerk zien sluiten.” Voor de Gertrudis en de Jacobus is het doek inmiddels al gevallen, maar hoe denkt Riet dat andere mensen daarmee omgaan? “Bij een aantal mensen zit veel boosheid en dat zet zich dan later om in verdriet. Het overstappen naar een andere gemeenschap is soms heel moeilijk, vooral voor oudere mensen. Dan kom je daar voor je gevoel net bij en moet je eerst weer wennen. Het duurt dan gewoon een tijdje voor je weer het gevoel hebt dat je erbij hoort. Als je een nieuwe parochie ingaat is het alsof je opnieuw geënt wordt en daar horen de nodige groeipijntjes bij. Toch is dat ook meteen een kans om opnieuw tot bloei te komen, door nieuwe ontmoetingen, nieuwe vriendschappen en een nieuw begin.”

Tekst en foto’s: Erik Hendrix

DSCN0296

Denken over de toekomst

Het kwam als een donderslag bij heldere hemel toen op 28 mei j.l. bekend werd gemaakt dat de Personele Unie de Catharinakerk aan de bisschop wil voordragen om aan de eredienst te onttrekken. Het nieuws haalde de nationale kranten en een naam die daarin vaak terugkeerde was die van Wouter van Belle. Van Belle werd zo, tegen wil en dank overigens, de gedoodverfde leider van een vooralsnog niet-bestaande opstand. “Ik wil graag meteen duidelijk maken dat ik geen oprichter van een actiegroep ben,” zegt Van Belle, “sterker nog: er ís helemaal geen actiegroep!” Al ruim dertig jaar is Van Belle organist van de Catharinakathedraal en op de vraag wat hij dan wel is, beschrijft hij zich eenvoudigweg als een bezorgde medewerker en parochiaan.

Van Belle spreekt met veel passie over de kathedraal. Op de vraag of Van Belle het eens is met de stelling dat één van de twee binnenstadkerken (dat wil zeggen: de Catharina of de Augustinus) moet verdwijnen antwoordt hij bedenkelijk en weloverwogen: “Niet per se. Ik vind het teruglopend kerkbezoek bijvoorbeeld geen sterk argument. We moeten ons eerst afvragen waar het door komt dat het kerkbezoek terugloopt. Ik zie bijvoorbeeld elders in Nederland, en zelfs hier in Utrecht, voorbeelden van gemeenschappen waar het kerkbezoek helemaal niet terugloopt. Kijk bijvoorbeeld naar de Gerardus Majella. Die kerk loopt goed omdat daar initiatieven worden ontplooid. De broeders van Sint Jan zijn heel actief en weten veel jonge mensen aan te trekken.”

Van Belle vraagt zich hardop af of de Personele Unie (d.w.z. het bestuur van de samenwerkende parochies) werkelijk alle mogelijkheden heeft overwogen in een poging om beide kerken open te houden. “Ik kan me een paar scenario’s voorstellen waarin het helemaal niet nodig is om één van de twee binnenstadkerken te sluiten. Waarom zou een congregatie als de Broeders van Sint Jan de Augustinus niet over kunnen nemen?’ Van Belle noemt een hele reeks aan mogelijkheden, waaronder ook betere contacten met het Ariënskonvikt en haar priesterstudenten. Hij roept in herinnering de oude constructie waarin de rector tegelijkertijd de plebaan van de kathedraal was. “Dit zijn allemaal ideeën, ik zeg niet dat het ook meteen oplossingen zijn, maar het laat zien dat er veel andere mogelijkheden zijn dan meteen sluiten.” Zijn voornaamste bezwaar tegen de sluiting is dat er vanuit de Personele Unie hoofdzakelijk wordt gesproken over te hoge kosten, maar dat er verder geen transparantie is over de eigenlijke berekeningen die daarbij gemaakt worden. “Ook vraag ik me af wat de inhoud van de gesprekken met Museum Catharijne Convent zijn. Wil de Personele Unie de Catharina echt verkopen of krijgt het museum de kathedraal misschien in bruikleen? Die zaken tellen voor mij ook mee.”

Vanuit het bestuur bestaat er ook de wens om met parochianen in gesprek te gaan over de toekomst van de samenwerkende parochies. Vooralsnog ontbreekt het echter vooral aan initiatief aan de basis. Zonder een toegewijde werkgroep van parochianen die zich met de toekomst van de katholieke kerk in Utrecht wil bezighouden, heeft de Personele Unie geen klankbord en geen gesprekspartner. Katholiekutrecht.nl wil daarom graag een oproep doen aan al haar lezers: Bent u in staat om verder te kijken dan alleen de belangen van uw eigen geloofsgemeenschap? Wilt u meedenken over de toekomst van de katholieke kerk in de stad Utrecht? Bent u bereid om onderdeel uit te maken van een werkgroep die op een kritische en constructieve manier met de Personele Unie in dialoog wil gaan over deze thema’s? Stuur dan een mailtje naar communicatie@katholiekutrecht.nl en wij brengen u graag met elkaar in contact.

Tekst en foto’s: Erik Hendrix

IMG_20180503_190752915

Zit er toekomst in traditie?

Katholieken op Facebook hebben waarschijnlijk al opgemerkt dat de homilie van aartsbisschop Sample van Portland op 28 april j.l. viraal is gegaan. In zijn gepassioneerde betoog verdedigt de Amerikaanse bisschop de Tridentijnse mis, of wat men tegenwoordig de “buitengewone vorm van de Latijnse ritus” noemt.

Eeuwenlang was er echter niets buitengewoons aan. In het kielzog van de contrareformatie werd tijdens het concilie van Trente, onder leiding van paus Pius V, de liturgie gestandaardiseerd. In zijn pauselijke bul Quo primum, die in 1570 verscheen, werd alleen nog deze gestandaardiseerde vorm van de Romeinse ritus toegestaan. Hoewel de naam “tridentijns” dus verwijst naar het concilie van Trente, werd het missaal geïnformeerd door veel oudere tradities die tenminste tot 200 jaar daarvoor konden worden getraceerd (maar dus in feite al voor die tijd bestonden). Dat is indrukwekkend, want iets dat zo lang bestaat heeft duidelijk zijn waarde allang bewezen.

Uiteindelijk kwam er een eind aan deze traditie met de komst van de Novus Ordo (ofwel de nieuwe ritus) van paus Paulus VI. Deze kwam voort uit de hervormingen van het Tweede Vaticaanse Concilie in de periode 1965-1969. Met de nieuwe vorm waaide er een frisse wind door de kerk die ontegenzeggelijk veel verbeteringen met zich meebracht. Maar volgens aartsbisschop Sample ging er tegelijkertijd ook iets verloren en hij citeert daarbij uit een motu proprio (Summorum Pontificum) van paus Benedictus XVI waarin hij zegt:

“Er is geen tegenstelling tussen de twee edities van het Romeinse missaal. In de geschiedenis van de liturgie is er sprake van groei en vooruitgang, niet onderbreking. Wat eerdere generaties beschouwden als heilig, blijft heilig en groots, ook voor ons. Het kan niet opeens verboden worden of beschouwd worden als schadelijk. Het betaamt ons allemaal om de rijkdom die is voortgekomen uit het geloof en gebed van de Kerk te behouden en het een gepaste plaats te geven.”

Ondanks de vele positieve vernieuwingen die de Novus Ordo met zich meebracht was er ook een toename van liturgisch misbruik en algemene onverschilligheid. De nieuwe mis dreigde snel te verzanden in een soort alledaagsheid waarbij de omgang met het goddelijke niet meer centraal stond. In zijn homilie breekt de aartsbisschop daarom een lans voor de oude ritus, zonder daarbij overigens de nieuwe ritus te veroordelen. Jonge katholieken worden volgens Sample aangetrokken door de schoonheid, eerbied, transcendentie en een sfeer van gebed en verwondering die de oude ritus karakteriseren.

Ook in de samenwerkende parochies Katholiek Utrecht wordt met regelmaat de tridentijnse mis gevierd. Deze zogenaamde Missa Tridentina Traiectina verhuisde achtereenvolgens van de Rafaëlkerk naar de kapel van de Catharinakathedraal en vervolgens naar het hoofdaltaar waar het inmiddels al een paar keer heeft plaatsgevonden. Priester Koos Smits wordt daarin bijgestaan door een groep enthousiaste en toegewijde acolieten en zangers. Volgens Eric Wolthuis, een acoliet die al heel lang de oude mis dient, staat daarin “elke rituele handeling niet op zichzelf maar is een transcendente uiting van een groter mysterie waarvan we de glans steeds meer kunnen ontdekken”.

Het is nu nog rustig in deze mis, maar ongetwijfeld zal ook in Utrecht de oude liturgie zijn aantrekkingskracht gaan uitoefenen op jonge katholieken. Iedere eerste donderdag van de maand kunt u de mis bijwonen in de Catherinakathedraal aan de Lange Nieuwstraat. U bent van harte welkom (ongeacht uw leeftijd)!

Tekst en foto’s: Erik Hendrix

IMG_0174

Een sluiting en een verrijzenis

Op paasochtend was het dan zo ver: de laatste mis in de Sint Gertrudiskerk die sinds de jaren ’20 trouw dienst heeft gedaan als gebedshuis voor Christus. Wie door Rivierenwijk naar de Gertrudis loopt, ziet hier en daar nog sporen van wat ooit een katholieke arbeidersbuurt was: een Mariabeeldje achter het raam, een Heilig Hart beeld op het balkon … Zo was het vroeger: de kerk als het centrum van een gemeenschap. Maar die tijd is voorbij. Niet alleen is Rivierenwijk in demografisch opzicht een transformatie ondergaan, onze hele samenleving is veranderd en als er nog sprake is van gemeenschappelijke cohesie, dan is dat centrum al enige tijd niet meer de kerk. Toch is de Gertrudis voor meerdere generaties verbonden met de belangrijkste gebeurtenissen van hun leven, of het nu gaat dopen, huwelijken of begrafenissen. Het mag duidelijk zijn: het is niet alleen het einde van de Gertrudis, het is het einde van een tijdperk.

Zo had de Sint Gertrudiskerk zich dan voor de laatste keer opgemaakt voor de viering van de eredienst. De kerk zag er op zijn Paasbest uit en het was duidelijk dat, ondanks alle veranderingen, deze kerk altijd gezegend is geweest met een mooie groep toegewijde vrijwilligers. Vaandels, bloemen, boekjes … alles was tot in de puntjes verzorgd om de Gertrudis een waardig afscheid te geven. Dat was voor veel parochianen uiteraard een emotioneel gebeuren, maar naast het vanzelfsprekende verdriet was echter ook te merken dat men er over het algemeen nuchter en realistisch in stond.

De celebrant voor deze Paasviering was pastoor Ton Huitink, die daarin werd bijgestaan door pastoraal werkers Gerrit Jan Westerveld en Gérard Martens. In een bewogen preek eindigde de pastoor met een welgemeende hartenkreet: “Vandaag kunnen we het allemaal niet bevatten en is het vertrouwen in de verrijzenis misschien ver te zoeken. En dan niet zozeer de verrijzenis van de Heer, maar de verrijzenis van deze gemeenschap. Ik ben een hartgrondig optimist. Dat ben ik juist omwille van Christus’ verrijzen. Zijn verrijzenis biedt hoop en toekomst. Daarom durf ik het ook aan u te vragen: geef de hoop niet op. Zet geen streep door de mogelijkheid van een nieuwe toekomst. Het leven is echt sterker dan de dood.”

Zo kwam dan op Paasochtend, 1 april 2018, een eind aan de vieringen in de Sint Gertrudiskerk. Na de mis ging de ciborie uit het tabernakel, werd de godslamp gedoofd en droeg men de paaskaars en het lectionarium op een plechtige manier mee naar buiten. Een sluiting op Paasochtend. Maar volgens pastoor Huitink niet het einde van de gemeenschap en hij drukte de parochianen op het hart: “Leer verstaan dat ‘nieuw’ niet betekent; ‘opnieuw’ maar  ‘anders’ op ‘andere wijze’.” Wat dit “nieuw” moet gaan behelzen zal in de komende maanden duidelijk gaan worden, maar zoals de dood aan het kruis niet het einde was voor Christus, zo zal ook de sluiting van de Gertrudiskerk niet het einde zijn voor deze gemeenschap. In die hoop, de hoop van de verrijzenis, leven we als katholieken en die hoop doet leven.

Tekst en foto’s: Erik Hendrix

Doordeweekse Vieringen

Maandag
08.00 uur Aloysius
08.00 uur Klooster Cenakel
12.00 uur Augustinus
19.00 uur Catharina
1e maandag van de maand: 10:00 uur: Kapel
Barbarabegraafplaats
Dinsdag
08.00 uur Aloysius
08.00 uur Klooster Cenakel
09.00 uur Rafaëlkerk
09.30 uur Dominicus – wereldwake
12.00 uur Augustinus
19.00 uur Catharina
Woensdag
08.00 uur Aloysius
08.00 uur Klooster Cenakel
12.00 uur Augustinus
19.00 uur Catharina
1e woensdag van de maand: Rozenkrans om
19.00 uur in de Johannes-Bernardus.
Donderdag
08.00 uur Aloysius
08.00 uur Klooster Cenakel
09.00 uur Rafael
12.00 uur Augustinus
Vrijdag
08.00 uur Aloysius
08.00 uur Klooster Cenakel
09.00 uur Wederkomst des Heren
ochtendgebed
10:00 uur: Dominicus
12.00 uur Augustinus
18.00 uur Augustinus: Ambrosiaanse vesper
19.00 uur Catharina
1e en 3e vrijdag van de maand:
20:00 uur: San’Egidio, Augustinuskerk.
Zaterdag
08.00 uur Klooster Cenakel
12.00 uur Augustinus

 

Algemeen Contact

Adressen van de kerken

Aloysiuskerk
Adriaen van Ostadelaan 2

Sint Antoniuskerk
Kanaalstraat 198

Sint Augustinuskerk
Oudegracht 69

Sint Catharinakathedraal
Lange Nieuwstraat 36

Sint Dominicuskerk
Palestrinastraat 1

Johannes-Bernardus
Oranje Nassaulaan 2

Nicolaas-Monica-Jacobus (NMJ)
Boerhaaveplein 199

Sint Pauluskerk
Willem de Zwijgerplantsoen 19

Rafaëlkerk
Lichtenberchdreef 4

Wederkomst des Heren / “Buurthuis Bij Bosshardt”
Marco Pololaan 10

Parochiesecretariaat Utrecht

Adriaan van Ostadelaan 4
3581 AJ Utrecht

Openingstijden:
Maandag, Dinsdag & Donderdag: 10.00 – 15.30 uurVrijdag: 09.00 – 12.00 uur
Tel: 030 – 254 6147
E-mail: secretariaat@katholiekutrecht.nl